Een schelp is het huisje van een dier. Als je een schelp vindt en er zit geen diertje meer in, dan betekent dat dat het diertje niet meer leeft. Een schelp is gemaakt van kalk. De dieren die een huisje van kalk hebben, noemen we weekdieren.
Schelpen zijn de harde delen van weekdieren die deze dieren stevigheid geven. De schelpen op het strand zijn bijna altijd van tweekleppigen, slakken of inktvissen. Vaak zijn lege schelpen op het strand al honderden jaren oud, zo niet duizenden jaren.
Elk weekdier heeft kalkklieren, die zitten in een dun vliesje om het diertje heen. Met deze klieren maakt het diertje kalk en zo ontstaat de schelp. Hoe meer het weekdier groeit, hoe groter hij zijn huisje bouwt! Als het diertje dood gaat blijft zijn schelp bestaan en die vind jij dan weer op het strand!
Hoe ontstaat een schelp
Het grootste gedeelte van de schelp bestaat uit kalk. De kalk wordt door het weekdier uit water gehaald waar het in leeft. Met behulp van zijn kalkklieren maakt het weekdier de schelp. Hoe groter het weekdier wordt, des te groter de schelp wordt.
Meestal vind je op het strand maar een klep. Het weekdier houdt de twee kleppen met stevige spieren muurvast tegen elkaar aan getrokken. Zo zit het dier veilig. De schelp gaat open als hij moet eten.
Mosselen, oesters, kokkels, strandschelpen, mesheften en de sint jacobsschelpen; allemaal eten ze voornamelijk plankton. Daarnaast eten ze ook wel bacteriën en dode planten- en dierenresten, welke ze binnenkrijgen met het water waaruit ze hun voedsel filteren.
In schelpen die je op het strand vindt, zit soms een gaatje. Dat gaatje ontstaat door roofslakken die met hun tong een opening in de schelp raspen om het weekdier in de schelp op te eten. Ook in sommige bloemblaadjes, bijvoorbeeld bij vingerhoedskruid dat nu in bloei staat, zie je soms een gaatje zitten.
Eigenlijk handig, want zo worden ze niet meegesleurd door de zeestroming. Ze kunnen wel maar een paar weken zwemmen voordat ze zich voorgoed nestelen op de zeebodem.
Bij een wandeling op het strand is de kans groot dat je ze tegenkomt: zeeschuim. Het is de bijnaam van het rugschild van de inktvis. Inktvissen zijn goede zwemmers die grote afstanden kunnen afleggen. Soms spoelen de dieren zelf op onze kust aan, maar veel vaker de losse rugschilden.
Wist je dat schelpen net als bomen jaarringen hebben? Een schelpdier maakt van kalk een steeds groter huisje. In de winter groeit de schelp minder snel dan in de zomer. Daardoor ontstaan er smalle en breden ringen, de jaarringen.
De doopvontschelp is het grootste thans levende tweekleppige weekdier. De lengte van de schelp is meer dan anderhalve meter en het dier kan rond de 250 kilo zwaar worden. De schelp is vrij bol en heeft zowel lichte groeven in de breedte als een sterk golvende schelprand. De kleur van de schelp is meestal bruin of wit.
Zij kunnen door het water zwemmen, maar laten zich liever met de stroom meevaren. Na ongeveer één maand wordt de schelp gevormd. Die begint langzaam aan het diertje te groeien. Na een tijdje wordt het dier met zijn schelp te zwaar en zakt het naar de bodem van de zee.
Een vrouwtje stoot in april één tot vijf miljoen eitjes uit. Het mannetje stoot zaadjes uit. De bevruchting vindt in het water plaats. Na enkele weken moeten de eitjes bevrucht zijn en gaan ze leven.
Deze kleuren danken de schelpen aan het sediment waar ze in gelegen hebben, waarbij in de regel een zwavelhoudend sediment de schelpen grijsblauw kleurt en een ijzerhoudend sediment verantwoordelijk is voor de geel, rood en bruin tinten.
De larve gaat waar de zeestroming het dier heen voert, zoals dat met al het plankton het geval is. Na ongeveer een maand wordt de larvale schelp gevormd, die gedurende enige tijd verder aangroeit. De larvale schelp ziet er nog niet zo uit als die van de volwassen mossel.
Als je gaat zoeken naar schelpen, moet je de windrichting goed in de gaten houden. Voor het Zwin en Cadzand geldt dat je fossielen schelpen het beste kunt gaan zoeken na een harde zuidwesten of westenwind, dus bij een 'aanlandige' wind. Die woelt namelijk de onderlagen naar boven.
De haaientanden zijn tussen de schelpen en het schelpengruis te vinden. Maar ook langs de vloedlijn (na hoogwater) is vaak een strook met schelpen en steentjes te vinden. Ook bij deze stroken is de kans groot dat er hier een haaientand tussen te vinden is, hier worden ook vaak de wat grotere tanden gevonden.
Wie fossiele schelpen of haaientanden wil vinden, kan niet om de stranden langs de Westerschelde en de Noordzeekust van Zeeuws-Vlaanderen heen. Zeestromingen woelen hier fossielen uit afzettingen voor de kust los en deponeren ze vervolgens op het strand.
Cadzand en Nieuwvliet is bekend om zijn haaientanden. Deze zijn hier met het blote oog, gewoon langs het strand te vinden. Ze zijn de vorige eeuw vrijgekomen door het verschuiven van de aardlagen en door de februari-storm van 1953.
De mossel kan op deze manier nog enkele dagen overleven in goede omstandigheden (koel en vochtig), maar zal na een aantal dagen sterven. Om toch een antwoord te geven op je vraag kan je stellen dat mosselen die gekoeld en vochtig bewaard worden ongeveer 7 dagen kunnen overleven zonder water.
Naast mensen eten kust- en wadvogels zoals zilvermeeuwen en eidereenden ook graag mosselen. Mosselen zitten vastgehecht op stenen of schelpen met behulp van sterke draden; de 'baard' van de mossel. Het is voor mensen en dieren een heel karwei om een mossel los te peuteren van een steen.
De schelp (of bij slakken ook wel het 'slakkenhuis') is een uit kalk (calciet en/of aragoniet) en andere mineralen bestaand (meestal) uitwendig skelet, dat door een weekdier (stam der Mollusca) wordt aangemaakt.
Abalone-schelpen zijn dikke zeeschelpen die schitteren in de prachtige iriserende kleuren van parelmoer. Ze houden de energie van de oceaan vast en brengen een sterke kalmerende en genezende energie, waardoor je verbonden kunt blijven met de zee - waar je ook bent.
Kokkels kunnen ongeveer 10 jaar oud worden.