Zich is een wederkerend voornaamwoord. Er is maar één wederkerig voornaamwoord: elkaar, met de varianten elkander en mekaar. Het wederkerend voornaamwoord verwijst bijna altijd terug naar het onderwerp van de zin. Welke vorm juist is, hangt dan ook af van dit onderwerp.
Wederkerende voornaamwoorden
Om te bepalen welke vorm je kind gebruikt, kijkt hij ook naar het onderwerp van de zin. In de onderstaande voorbeeldzinnen is het wederkerend voornaamwoord dikgedrukt. Jan vergist zich.
Zich is een wederkerend voornaamwoord in het Nederlands. Het wordt gebruikt bij de derde persoon enkel- en meervoud (hij/zij/men/ze) en bij de aanspreekvorm u.
wederkerend voornaamwoord (reflexief pronomen): me, je, u, zich, ons, zichzelf, jezelf.
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden zoals zich vergissen en zich wassen: ze hebben een wederkerend voornaamwoord (zoals zich) bij zich. Sommige werkwoorden zijn verplicht wederkerend, zoals dat heet; ze moeten altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben.
Een wederkerend voornaamwoord is een woord dat bijna altijd verwijst naar het onderwerp van een zin. Ze komen vooral voor bij wederkerige werkwoorden als: 'zich herinneren . Voorbeelden van wederkerende voornaamwoorden zijn: 'me' 'mij' 'mezelf', 'u', 'zich', 'ons', 'onszelf' en 'zichzelf'.
zich (wederkerend voornaamwoord; 3e persoon enkelvoud en meervoud) 1komt voor in de voorwerpsvorm en heeft altijd betrekking op het onderwerp: zij wassen zich; op zich op zichzelf; zij heeft niets bij zich heeft geen bagage, heeft niets meegebracht enz.
Werkwoorden die alleen wederkerend gebruikt kunnen worden, zoals zich bemoeien, zich gedragen, zich inbeelden, zich schamen en zich vergissen, krijgen in de derde persoon gewoonlijk zich bij zich. Uitzonderingen zijn tot zichzelf komen, op zichzelf wonen, buiten zichzelf zijn/raken en zichzelf zijn.
# Een verplicht wederkerend werkwoord hoort bij het werkwoordelijk gezegde. Sommige werkwoorden komen alleen voor met een verplicht wederkerend voornaamwoord. Zich en andere vormen van zich (me, mij, je, u, ons) horen dan ook bij het werkwoordelijk gezegde.
'Zich' wordt gebruikt voor mannen en vrouwen, 3e persoon enkelvoud en meervoud.
Het wordt gebruikt om een levenloos fysiek object, abstract concept, situatie, actie, kenmerk en bijna elk ander concept of wezen aan te duiden, inclusief, af en toe, mensen . Je hebt een manier met je, Bernard. Ik weet niet zeker of ik het leuk vind.
Het verschil tussen het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling zit vooral in de band met het werkwoord: het voorzetselvoorwerp heeft een nauwe band met het werkwoord en de bijwoordelijke bepaling juist een lossere band. Vergelijk deze zinnen: Hij staat stil bij het stoplicht.
De wederkerende voornaamwoorden kunnen versterkt worden met zelf: mezelf, jezelf, zichzelf enzovoort.
Het woord zouden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Je gebruikt 'zich' als het terugslaat op het onderwerp (dus de hp smijt de deur achter zichzelf dicht) en 'haar' als het over een ander vrouwelijk personage gaat (de hp smijt de deur dicht achter de vrouw die net de kamer uitgelopen is).
De persoonsvorm is het eerste zinsdeel. Vervolgens kijk je naar de woorden die voor de persoonsvorm staan, dat is ook een zinsdeel. Als laatste kijk je welke woorden je samen voor de persoonsvorm kan zetten, samen zijn zij ook een zinsdeel.
Een koppelwerkwoord is een werkwoord dat voorkomt in zinnen met een naamwoordelijk gezegde. In bijvoorbeeld 'Ik ben blij' gaat het om iets wat de 'ik' is (namelijk: blij). In deze zin is ben het koppelwerkwoord; blij is het naamwoordelijk deel van het gezegde.
Wederkerende voornaamwoorden zijn bijvoorbeeld me, ons en zich in zinnen als ik heb me gesneden, we vergissen ons, hij wast zich. Wederkerige voornaamwoorden zijn de woorden elkaar, elkander en mekaar.
Zich is een wederkerend voornaamwoord. Er is maar één wederkerig voornaamwoord: elkaar, met de varianten elkander en mekaar. Het wederkerend voornaamwoord verwijst bijna altijd terug naar het onderwerp van de zin. Welke vorm juist is, hangt dan ook af van dit onderwerp.
op zich bijv. naamw. opzichzelfstaand; in dit bijzondere geval Taal Voorbeeld: 'Als je onverhoopt een fout maakt, dan is dat op zich niet erg. ' iets op zich laten zitten (iets zonder tegenstand laten gebeuren) Synoniemen: afzonderlijk alleenstaand apart in se separaat Spreekwoorden en zegswijzen • op zich...
alleen als zodanig op zichzelf per definitie door zijn aard op zichzelf fundamenteel in wezen in zichzelf onafhankelijk intrinsiek singulier uitsluitend virtueel.
Het woord zeem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.