Willen: een onregelmatig werkwoord.
Willen is een onregelmatig werkwoord, waarvan de hij/zij-vorm zonder –t is. Verreweg de meeste werkwoorden zijn in de tegenwoordige tijd regelmatig.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij.
De werkwoorden willen, zullen, mogen en kunnen zijn echter uitzonderingen op de regel, evenals het werkwoord zijn (hij is). De vorm voor de derde persoon enkelvoud is bij willen, zullen, mogen en kunnen gelijk aan die voor de eerste persoon.
Het Nederlands kent de volgende onregelmatige werkwoorden: hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen. Er zijn veel meer sterke werkwoorden, zoals lopen en bieden. Ja, ik wil betere cijfers!
Sterke en zwakke werkwoorden
Er is sprake van een sterk werkwoord als het werkwoord in de verleden tijd een andere klank krijgt dan in de tegenwoordige tijd en als het voltooid deelwoord eindigt op -en. De klank van zwakke werkwoorden verandert niet als je ze in de verleden tijd zet.
Is 'je/jij wilt' dan ook fout? Nu vraag je je misschien af: als 'hij wilt' fout is, is 'jij wilt' dan ook fout? Nee, 'jij wilt' is wel correct. Zowel de vorm jij wilt als jij wil (zonder -t) is correct.
Het vroegst bekende gebruik van het zelfstandig naamwoord wanting is in de Middelengelse periode (1150-1500) . Het vroegste bewijs van OED voor wanting is van rond 1390, in het werk van Walter Hilton, een religieuze schrijver. wanting wordt binnen het Engels gevormd door afleiding.
Onregelmatige werkwoorden
Zoals we eerder aangaven, is het werkwoord 'willen' geen regelmatig, maar een onregelmatig werkwoord. Net als bijvoorbeeld 'mogen', 'kunnen' en 'zullen'. Dat houdt in dat er een onregelmatigheid zit in de vervoeging. Je ziet dat de onregelmatigheden allemaal in de tegenwoordige tijd zitten.
Hij wilt geldt echt als een fout, ook al komt het vaak voor. Volgens de taalnorm is alleen hij wil juist, net als zij wil, men wil, Eva wil, het kabinet wil, iedereen wil, de klant wil, enz. De derde persoon enkelvoud is bij willen dus bijzonder.
' Beide zinnen zijn juist en dus is zowel 'je wil' als 'je wilt' mogelijk. Vaak wordt 'je wil' als informeler gezien dan 'je wilt'. Je wil komt vaker voor in de spreektaal en bij informele gesprekken, zoals in appjes of informele mails.
De meeste toepassingen van want hebben betrekking op de eenvoudige vormen van het werkwoord (want, wants, wanted). Wanneer we het hebben over wensen of verlangens kunnen we ook de continue vorm gebruiken (is wanting, was wanting, will be wanting).
Nu heb je nog 2 werkwoorden over: 'willen' en 'helpen'. Dat zijn beide infinitieven.
Varen ('zich in een boot voortbewegen over water') is een werkwoord met een sterke vervoeging; de hoofdtijden zijn: voer(en) – heeft gevaren. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld bevaren, afvaren en rondvaren.
De volledige vorm van de WANT-methode is: Bereidheid, Acceptatie, Behoeften, Vertrouwen . Deze methode wordt vaak gebruikt in verschillende contexten, zoals zaken, onderhandelingen en conflictbemiddeling, om positieve communicatie en begrip te bevorderen.
Een onregelmatig werkwoord is een werkwoord die verandert van klank als het in een andere tijd komt te staan. Voorbeeld van een onregelmatig werkwoord: ik loop naar school. Ik loop wordt: ik liep. Het werkwoord verandert van klank als het in de verleden tijd staat.
Werkwoorden zijn regelmatig als ze in de verleden tijd dezelfde stam hebben als in de tegenwoordige tijd. De stam is de vorm die we horen als we de infinitief uitspreken en daarbij de uitgang -en (soms -n) weglaten.
1 willen /ˈwɑːnt/ werkwoord .
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een 'zelfstandigheid' aanduiden. Dat kunnen concrete zaken zijn, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, brug, hout).
behoefte of verlangen voelen naar; wensen naar : je avondeten willen; altijd iets nieuws willen. Synoniemen: hunkeren, vereisen. wensen, nodig hebben, hunkeren, eisen of verlangen (vaak gevolgd door een infinitief): Ik wil je zien.
Wat is juist: Ik heb u auto aangereden of Ik heb uw auto aangereden? Juist is: Ik heb uw auto aangereden.
Het is allebei goed. Je kunt is ouder en daardoor voor sommige mensen beter. Je kan is voor anderen juist weer wat moderner en aansprekender. In Nederland krijgt 'Je kunt je nu inschrijven' vaak de voorkeur in de schrijftaal.
Beide vormen zijn juist.U hebt klinkt iets gewoner. Het woordje u is van oorsprong een derde persoon enkelvoud: u is, u heeft, u kan, u wil, u zal. Maar tegenwoordig vat men u op als een tweede persoon enkelvoud, omdat het de beleefdheidsvorm is van jij.