Een is het onbepaald lidwoord.
Een lidwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken.
Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Een is een onbepaald lidwoord. Als je zegt dat je een film wilt zien, ga je er vanuit dat de lezer of luisteraar niet weet over welke film het gaat (en jijzelf misschien ook nog niet).
Lidwoordenð¥
Lidwoorden zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden en 'een' is het onbepaald lidwoord.
De of het. het nederlands heeft twee bepaalde lidwoorden: de voor mannelijke en vrouwelijke woorden en het voor onzijdige woorden.
Ieder woord is vrouwelijk, mannelijk of onzijdig. Daar hoort een vast lidwoord bij. Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.
Bepaalde lidwoorden: de en het
Lidwoorden staan nooit alleen, ze horen altijd bij een zelfstandig naamwoord en geven het geslacht van het zelfstandig naamwoord aan. In het Frans (le en la) en het Duits (die, der, das) zie je dat heel duidelijk. Maar ook het Nederlands kent geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
Lidwoorden (artikelen) zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In het Nederlands zijn er drie lidwoorden: de, het en een. Het en een zijn altijd enkelvoud, de kan zowel enkelvoud als meervoud zijn. Bijvoeglijke naamwoorden geven een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.
Het-woorden zijn onzijdige woorden. De-woorden kunnen mannelijk en/of vrouwelijk zijn.
Er zijn in het Nederlands drie lidwoorden: "de", "het" en "een" (spreek uit als [un]!). Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. "de" en "het" zijn bepaalde lidwoorden: een zelfstandig naamwoord is een "de-woord" óf een "het-woord".
We schrijven accenttekens op een als het een telwoord is dat ten onrechte als het lidwoord een, met een toonloze e zoals in de, zou kunnen worden gelezen. In een zin als Ik moet nog een dossier afwerken komen er bijvoorbeeld accenttekens op een als men een precies aantal bedoelt. Ik moet nog één dossier afwerken.
Een is een onbepaald lidwoord. Het paard staat in de wei. De koe eet gras.
Het lidwoord een (alleen enkelvoud, bij meervoud wordt een weggelaten) is onbepaald; met "een straat" en "een boek" wordt een straat of boek in het algemeen bedoeld. Daarnaast is er nog het ontkennende lidwoord geen dat gebruikt wordt om de afwezigheid van iets aan te duiden: ik heb geen boek.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord (de, het, een) voor kunt zetten. Let op! Het lidwoord hoeft er niet altijd bij te staan! Moeder gaat koekjes bakken.
Veel Vlamingen kunnen hun taalgevoel over het geslacht van een de-woord toetsen door het onbepaald lidwoord een uit te spreken zoals ze dat in hun dialect of in tussentaal zouden doen. Bij een woord dat zij als vrouwelijk aanvoelen, gebruiken ze dan de vorm een: een stad, een vaas, een school.
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een. Deze lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: de tafel, het eten, een bank. De en het zijn bepaalde lidwoorden.
Een zelfstandig werkwoord is een werkwoord dat op zichzelf – 'zelfstandig' – de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt. In de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd wordt een zelfstandig werkwoord uitgedrukt door de persoonsvorm.
Wat is een zelfstandig naamwoord? Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort dat een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aanduidt. Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden zijn: man,, kat, tafel, Amsterdam, moederdag, hemel of liefde.
De lidwoorden van de Nederlandse taal bestaan simpel gezegd uit drie woordjes: de, het en een. Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord of voor woorden die zelfstandig gebruikt worden zoals een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord. De en het zijn de bepaalde lidwoorden, een is het onbepaalde lidwoord.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een 'zelfstandigheid' aanduiden. Dat kunnen concrete zaken zijn, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, brug, hout).
Omschrijving. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een lidwoord (of: artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: de en het zijn bepaalde lidwoorden (of: lidwoorden van bepaaldheid); een is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van onbepaaldheid).
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een persoon, ding, concept of plaats. De meeste zinnen bevatten minimaal één zelfstandig naamwoord of voornaamwoord. Ze worden vaak voorafgegaan door een lidwoord (de, het of een), maar niet altijd. Voorbeelden: Zelfstandig naamwoorden in een zin De hond rende heel snel.