In de wetenschap worden drie termen gebruikt om onderscheidt te maken in de verschillende benaderingen van onderzoek: 'fundamenteel onderzoek', 'klinisch onderzoek' en 'translationeel onderzoek'. Hoewel er geen strikte grenzen zijn tussen deze categorieën, zijn er wel verschillen.
Er zijn twee soorten experimenten: natuurwetenschappelijk (proefjes in een laboratorium) en sociaal-wetenschappelijk (gedrag van mensen). Een voorbeeld van de eerste is bijvoorbeeld als je test wat de invloed van wifi-straling is op de groei van een plant.
In experimenteel onderzoek wordt onderzocht wat de invloed van een door de onderzoeker gemanipuleerde factor is in een bepaalde situatie. In de meeste gevallen worden daarvoor twee gelijke groepen samengesteld, waarbij de ene groep wordt onderworpen aan een experimentele factor en de andere (de controlegroep) niet.
Bij kwantitatief onderzoek verzamel en analyseer je numerieke data. Je kunt dit type onderzoek gebruiken om patronen en gemiddelden te vinden, voorspellingen te doen, causale relaties te achterhalen en om resultaten te generaliseren naar grotere populaties.
Goed onderzoek verdient nauwkeurig verwoorde bevindingen die zo objectief mogelijk zijn: niet meer en niet minder dan uit de data valt af te leiden. Het is dus not done om te overdrijven en bij onduidelijkheid of zwakke bevindingen is gereserveerd taalgebruik op zijn plaats.
Onderzoeksinstrumenten zijn hulpmiddelen die worden gebruikt om gegevens te verzamelen over diverse onderwerpen, waaronder fysieke gesteldheid, gedrag en meningen.
Fundamenteel of basaal onderzoek houdt zich bezig met het verkrijgen van nieuwe kennis over de ziekte. Het onderzoek heeft bijvoorbeeld als doel het vinden van de oorzaken van MS en het doorgronden van het ziektemechanisme.
De kwaliteitscriteria voor wetenschappelijk onderzoek zijn grotendeels methodologisch van aard. Dergelijke criteria zijn duidelijkheid (over de onderzoeksbegrippen en verbanden daartussen), nauwkeurigheid, verificatiemogelijkheid en consistentie.
Zuiver Experiment: Bij een zuiver experiment is er sprake van RANDOMISATIE dat wil zeggen dat proefpersonen op individueel niveau worden per toeval worden toegewezen aan de controle of experimentele conditie.
Bij observationeel onderzoek wil de onderzoeker de bestaande situatie niet veranderen, maar enkel beschrijven en vastleggen. Voorbeelden hiervan zijn patiënt-controleonderzoek, transversaal (=dwarsdoorsnede) onderzoek en cohortonderzoek.
In toegepast onderzoek wordt bestaande wetenschappelijke kennis toegepast op het analyseren en oplossen van praktijkproblemen. Fundamenteel onderzoek start met een kennisprobleem van de wetenschap en is gericht op het genereren van nieuwe wetenschappelijke kennis.
Zo kunnen wetenschappen ingedeeld worden in formele (zoals wiskunde, logica), empirische (zoals biologie, geschiedenis en psychologie) en normatieve (zoals rechten, geneeskunde en de ingenieurswetenschappen, waaronder bouwkunde) (vgl. Wesly, 1982:16).