behoren tot (ww) : aanbehoren, deel uitmaken van, horen bij, ressorteren onder, toebehoren aan, vallen onder, zijn van.
Woorden noemen we synoniem als ze (ongeveer) hetzelfde betekenen. Een synoniem noemen we ook wel evenwoord. Evenwoord is dus een synoniem van het woord synoniem!
aanbehoren, deel uitmaken van, horen bij, ressorteren onder, toebehoren aan, vallen onder, zijn van. behoren (ww) : deel uitmaken, horen bij, ressorteren, thuishoren, toebehoren, toehoren, vallen.
Een synoniem is een ander woord voor 'een ander woord voor': woorden noemen we synoniem als ze (ongeveer) hetzelfde betekenen.
bedoelen, betrachten, doelen op, intenderen, nastreven, op het oog hebben, streven naar, tot doel hebben, viseren, voor ogen hebben, voorhebben, voornemens zijn, willen, zich voornemen.
Twee woorden worden synoniemen genoemd als ze (ongeveer) dezelfde betekenis hebben. Voorbeelden: godsdienst – religie, ogenblik – moment, gebeuren – geschieden.
Gebruik je tekstverwerker. Klik met de rechtermuisknop op het woord waar je een synoniem voor zoekt of selecteer het woord en ga naar 'thesaurus' (letterlijk: schatkamer of woordenschat) of de taal-functie in het menu, afhankelijk van welk programma je gebruikt.
wat dan ook (phraseologicalUnit): om het even wat , onverschillig wat , wat ook.
Waarom je synoniemen moet gebruiken (en andere gerelateerde woorden) Goede tekstschrijvers maken gebruik van synoniemen. Want synoniemen zorgen voor variatie in je tekst, waardoor deze minder stijf en saai oogt. Prettig voor de lezer, maar niet alleen voor hem.
Synoniemen zijn twee woorden die hetzelfde betekenen.Antoniemen zijn woorden die het tegengestelde betekenen.
tonen (ww) : eruitzien, lijken, ogen, overkomen als, schijnen, toelijken, toeschijnen. ogen (ww) : eruitzien, lijken op.
bekend worden, blijken, duidelijk worden, merken, ontdekt worden, ruchtbaar worden, uitlekken, zich aftekenen, zien. volgen (ww) : blijken, voortkomen, voortvloeien.
eigenaardigheid, eigenheid, eigenschap, feature, hoedanigheid, karakteristiek, kwaliteit, propriëteit. kenmerk (zn) : bewijs, getuigenis, herkenningsteken, kenteken, signatuur, symptoom, teken, waarmerk.
zetel (zn) : bank, stoel, troon, verblijfplaats, woonplaats, zitplaats. zitplaats (zn) : bank, stoel, zetel, zit.
comme il faut (bw) : behoorlijk, betamelijk, naar behoren, zoals het hoort.
goed (bn) : betrouwbaar, bevredigend, bruikbaar, degelijk, deugdelijk, geldig, gepast, geschikt, handig, passend, proper, solide. goed (bn) : behoorlijk, tevredenstellend, voldoening gevend.
aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, charmant, fijn, gelukkig, gemakkelijk, genoeglijk, gezellig, goed, grappig, jofel, lekker, leuk, lollig, plezant, prettig, vermakelijk, vlot. enig (bn) : beeldig, dol, fijn, grappig, heerlijk, leuk, ongeëvenaard, onvergelijkelijk, schitterend, verrukkelijk, voortreffelijk.
Standaardtaal wordt ook wel Algemeen Nederlands of AN genoemd. Vroeger had men het over Algemeen Beschaafd Nederlands of ABN. Een dialect is een lokale vorm van het Nederlands.
doenlijk, haalbaar, mogelijk, uitvoerbaar. eventueel (bn) : denkbaar, mogelijk, gebeurlijk.
gaan (ww) : kunnen, gelukken, geraken, lukken, mogelijk zijn, passen, willen. bestaan (ww) : kunnen, mogelijk zijn.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: tegenovergestelde (zn) : antoniem, omgekeerde, tegendeel, tegengestelde.
namelijk (bw) : dat wil zeggen, en wel, te weten. namelijk (bw) : immers, want.
woord met een tegengestelde betekenis taalkunde
Voorbeeld: `'Mooi' is een antoniem van 'lelijk', en 'lelijk' een antoniem van 'mooi'.
dronken (bn) : aangeschoten, beneveld, beschonken, bezopen, boven haar water, boven zijn water, in de lorum, in de olie, kachel, keil, ladderzat, lazarus, sikker, straalbezopen, teut, tipsy, toeter, toeterzat, topzwaar, zalig, zat.
affecteren, doen alsof, fingeren, gebaren, huichelen, liegen, nabootsen, simuleren, toneelspelen, voorgeven, voorwenden. voorwenden (ww) : affecteren, doen alsof, fingeren, huichelen, pretenderen, simuleren, veinzen, voorgeven.