Door de afbraak van glycogeen en gluconeogenese te bevorderen en glycogeenvorming en glucoseafbraak te remmen.
Natriumfluoride remt enzymen van de glycolyse, zodat het verbruik van glucose en de vorming van lactaat stopt.
De glycolyse heeft als netto opbrengst de eindproducten: 2 pyrodruivenzuren + 2 ATP + 2 NADH.
Insuline remt de processen van gluconeogenese en ketogenese af. Wanneer er zich namelijk glucose in het bloed bevindt, dan heeft het lichaam geen behoefte aan nóg meer glucose (uit gluconeogenese) of ketonen (uit ketogenese). Insuline zorgt ervoor dat deze processen worden stopgezet.
De stap om van koolhydraten ATP te maken wordt glycolyse genoemd. Hierbij wordt glucose, glycogeen of glycerol afgebroken tot pyrodruivenzuur. Dit is een snel en anaeroob proces en levert 2 ATP per glucosemolecuul (3 ATP als er glycogeen wordt gebruikt) en 2 moleculen pyrodruivenzuur op.
Een van de onderdelen is het mitochondrium. In een mitochondrium wordt de glucose afgebroken en bij deze afbraak komt energie vrij. Cellen bevatten meestal veel mitochondriën (meervoud van mitochondrium). Dat betekent dat er gelijktijdig op veel plaatsen in een cel glucose afgebroken kan worden.
De glycolyse vindt plaats in het cytoplasma van de (gist)cel. De glycolyse converteert glucose (6C) in 10 stappen naar pyrodruivenzuur (2 x 3C).
Een tekort aan het enzym zure-alfaglucosidase (GAA)
Dit enzym is nodig om de stof glycogeen (een bepaalde suiker) in je cellen af te breken en om te zetten in glucose.
Stimuleert de afbraak van glycogeen en de vrijgifte van glucose uit de lever, waardoor de bloedglucosespiegel snel stijgt. Voor dit effect is een voorraad glycogeen in de lever noodzakelijk. Glucagon verlaagt de tonus en de motiliteit van gladde spieren van het maag-darmkanaal.
Glycogenolyse vindt plaats in de spieren en de lever. Glycogeen wordt door het hormoongestuurde enzym insuline opgeslagen in de lever en wordt weer omgezet in glucose door glucagon. De glycogenolyse wordt bij lage bloedsuikerconcentraties in gang gezet door een amide van de alvleesklier.
De glycolyse kost 2 ATP, maar levert 4 ATP op. Netto komt dit dus uit op een totaal van 2 ATP. Daarnaast levert het ook nog eens 2 NADH op, die in de oxidatieve fosforylering ook nog eens 6 ATP opleveren.
Drie van de tien stappen zijn onomkeerbaar. Eén glucosemolecuul levert twee moleculen pyruvaat, omdat na de aldolase en isomerase stap alles keer twee gedaan wordt.
Oxidatieve fosforylatie is een mitochondriaal proces. Het staat in voor ongeveer 90% van alle ATP-productie in ons lichaam. Oxidatieve fosforylatie benut de stroomopwaarts gegenereerde NADH en FADH2 om ATP te maken. Dat gebeurt via een reeks redoxreacties in eiwitcomplexen I tot en met IV.
Er is geen zuurstof nodig bij dit energiesysteem, vandaar ook de naam anaërobe glycolyse. Er wordt een afvalproduct gevormd, namelijk melkzuur.
E10 benzine is een behoorlijke tijd negatief in het nieuws geweest met de reden dat het minder goed is voor de motor en het brandstofsysteem. Wij adviseren om altijd gebruik te maken van een E10 additief.
Bij preventief gebruik van benzine- of dieseladditieven wordt aangeraden om na elke 10.000 kilometer, of bij elke servicebeurt een fles toe te voegen. Wil je je auto intensief reinigen? Dan kun je er zelfs voor kiezen om elke 3.000 kilometer, of na elke tankbeurt additieven toe te voegen.
Insuline verlaagt daardoor de bloedglucose. Een tekort aan werkzaam insuline leidt zoals u weet tot diabetes. Niet alleen insuline, ook andere hormonen spelen een rol bij het in balans houden van de bloedglucose.
Insuline en glucagon regelen samen de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat je lichaam glucose uit het bloed kan halen. Glucagon doet het tegenovergestelde: het zorgt ervoor dat opgeslagen suiker in de lever vrijkomt als de bloedsuikerspiegel te laag is. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel weer.
Cortisol is het hormoon dat glycogeen een seintje geeft om zich weer om te zetten naar glucose. Deze glucose blijft rondhangen in je bloedbaan. Door de aanhoudende stress blijft de productie van cortisol hoog, waardoor er dus steeds weer glycogeen omgezet wordt in glucose, dat vervolgens in het bloed terecht komt.
Vertering van suikers
Dit noemt men maltose. In de dunne darm wordt het verder afgebroken tot een enkel molecuul, glucose. De glucose komt via de darmvlokken in het bloed en wordt naar de lever, de spieren en lichaamscellen vervoerd. In de lichaamscellen wordt de glucose in stappen afgebroken.
Glycogeen wordt door enzymen afgebroken tot glucose, dat vervolgens door het lichaam wordt gebruikt voor energie. De afbraak van glycogeen wordt gereguleerd door hormonen, zoals insuline en glucagon. Dit wordt gedaan om de bloedglucose aan te vullen. Dit gebeurt vooral als je een aantal uren niet gegeten hebt.
De lever haalt een groot deel van de glucose uit het bloed en zet deze om in glycogeen, en hiervoor is insuline nodig. Als je lang niets eet, kan je lichaam glycogeen weer omzetten in glucose (suiker), zodat je bloedsuiker niet verder daalt.
Glucagon zorgt ervoor dat het opgeslagen glycogeen in spiercellen en levercellen, weer omgezet wordt in glucose. Dit glucose zorgt voor een stijging van de bloedsuikerspiegel. Bij patiënten met diabetes mellitus (suikerziekte), maakt de alvleesklier te weinig insuline aan.
Verbranding in cellen
Bij de afbraak van glucose komt energie vrij, dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden om te bewegen of het lichaam op temperatuur te houden. Het proces van verbranding in de mitochondriën kun je op de volgende manier samenvatten: Glucose + Zuurstof → Koolstofdioxide + Water.