De WISC-V of WISC 5 is de vijfde versie van de Wechsler Intelligence Scale for Children, een intelligentietest speciaal ontwikkeld voor kinderen. De test meet het cognitief functioneren van kinderen en laat toe om Indexen voor verschillende cognitieve vaardigheden en een Totaal IQ te berekenen.
Deze subtest is ontworpen om mentale, niet-motorische constructievaardigheid te meten, waarbij visueel en ruimtelijk redeneren nodig is, mentale rotatie, visueel werkgeheugen, begrip van deel-geheelrelaties en het vermogen om abstracte visuele stimuli te analyseren en te combineren.
Gewichten: subtest betreffende het logische redeneren met hoeveelheden. Cijferreeksen: subtest betreffende het auditieve korte termijn geheugen en auditief werkgeheugen voor het nazeggen en sorteren van cijfers. Plaatjesreeksen: subtest betreffende het visueel korte termijn geheugen.
Om het totaal IQ te berekenen zijn 7 vaste subtesten nodig. Met deze 7 subtesten kunnen ook de indexen 'verbaal begrip' en 'fluide redeneren' worden berekend. De overige subtesten zijn optioneel. Het is afhankelijk van de hulpvraag welke subtesten worden afgenomen en welke indexen berekend worden.
GV of VRI staat voor de visueel ruimtelijke index. Hieronder wordt verstaan het gebruik maken van mentale en visuele beelden om problemen op te lossen.
Dit verwijst naar de mogelijkheid om automatisch informatie te verwerken, wat betekent het snel verwerken van informatie zonder dit bewust te doen. Hoe hoger de verwerkingssnelheid, hoe efficiënter u aan het denken en leren bent.
De verwerkingssnelheid is de tijd die nodig is om een cognitieve taak uit te voeren of de hoeveelheid werk die in een bepaalde tijd kan worden afgemaakt. Simpel gezegd: de verwerkingssnelheid gaat over de tijd hoe lang het duurt om iets te doen.
lager dan 80 LWOO of praktijkonderwijs 80 t/m 90 vmbo bbl of vmbo bbl/kbl 90 t/m 100 vmbo kbl of vmbo kbl/tl 100 t/m 105 vmbo-tl of vmbo-tl/havo 105 t/m 110 vmbo tl/havo 110 t/m 115 havo vanaf 115 havo/vwo vanaf 130 vwo (gymnasium, TTO etc.)
Trage 'verwerkingssnelheid' wordt veelal gedefinieerd als een langzamere tijd die het een kind kost om informatie waar te nemen, te verwerken en op te reageren. Het wordt als een basale maat beschouwd die onderliggend is aan complexere cognitieve processen.
Een verwerkingssnelheid wordt gemeten door het aanbieden van symbolen. Onder tijdsdruk moet een kind zoveel mogelijk symbolen overtekenen of beoordelen.
De subtesten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in 10 specifieke aspecten van intelligentie, ook wel indexen genoemd. De score per index geeft aan of dit een sterkte of zwakte is door te vergelijken met de gemiddelde scores op de Indexen (GIS of Gemiddelde Index Score).
Matrix redeneren
Met deze subtest wordt de verwerking van visuele informatie en abstracte denkprocessen gemeten. Er zijn 4 verschillende soorten opgaven binnen deze subtest te onderscheiden: het aanvullen van patronen, classificaties, analoog redeneren en serieel redeneren. Dit is een maat voor fluid intelligentie.
Cognitieve competentie Een schatting van de efficiëntie waarmee informatie wordt verwerkt bij leren, problemen oplossen en hogere-orde redenering.
Er is sprake van een disharmonisch profiel wanneer er significante verschillen bestaan tussen de verbale en de performale intelligentie. Dit is meestal een teken dat er iets aan de hand is waardoor de ontwikkeling van de verschillende soorten intelligentie niet harmonisch verloopt.
Een IQ-test meet iemands cognitieve vermogen en geeft een score die inzicht geeft in iemands capaciteiten en potentieel. Deze test bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder: ruimtelijk inzicht, kortetermijngeheugen, wiskundig vermogen en analytisch denken.
De WISC-III (ook wel WISC 3 of WISC genoemd) is een test waarmee de intelligentie gemeten kan worden van kinderen met de leeftijd tussen de 6 en 17 jaar oud. Wanneer een persoon een intelligentie quotiënt van 130 of hoger heeft, noemen we deze persoon hoogbegaafd.
Heeft een kind moeite met concentreren, met het uitvoeren van complexere taken, dan kan er sprake zijn van een zwak werkgeheugen. Het kost deze kinderen veel inspanning om meer dan twee dingen tegelijk te doen. Lange zinnen kunnen ze maar moeilijk onthouden. Ontzettend vervelend voor kinderen.
Een gemiddeld intelligentieniveau ligt tussen de 90 en 110. Bij een IQ tot 120 spreekt men van een bovengemiddeld intelligentieniveau en bij een IQ tot 130, spreekt men van een begaafd intelligentieniveau. Een hoogbegaafd kind heeft een IQ dat hoger is dan 130.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107.
Albert Einstein (1879-1955)
Einstein, de man achter de relativiteitstheorie, was notoir slecht in het onthouden van namen, getallen en data. Desondanks wordt zijn IQ geschat op 160, waarmee hij een genie was.
De andere helft van de studenten op een mbo heeft een hoger IQ. Bij studenten op een universiteit is het gemiddelde IQ 115. Ook voor deze groep geldt dat er studenten zijn die lager scoren dan het gemiddelde.
Het werkgeheugen is namelijk een belangrijk onderdeel van je IQ. Het werkgeheugen is de vaardigheid om informatie in het geheugen te houden bij het uitvoeren van complexe taken.
Perceptueel redeneren: geeft een indruk van het algemeen redeneeraspect en doet een groot beroep op de perceptie. Verbaal leren: hierbij gaat het om het kunnen leren en onthouden van betekenisinhouden. Ruimtelijk inzicht en oriëntatie: naast ruimtelijk-motorische vaardigheden speelt hierbij ook de tempofactor een rol.
de index Perceptueel Redeneren: geeft een indruk van het kunnen verwerken, analyseren en synthetiseren van visuele informatie. de index Werkgeheugen: geeft een indruk van het kunnen vasthouden van informatie en die informatie kunnen bewerken.