Bij (jong)volwassenen richt de behandeling zich vooral op bewustwording van de eigen spraak, uitspraaktraining, training in correct formuleren en ritme- en intonatietraining. Het resultaat van de behandeling hangt, naast de ernst van het broddelen, af van doorzettingsvermogen, concentratievermogen en motivatie.
Spreektempo verlagen
Dit kan op verschillende manieren. Bekende technieken zijn syllable tapping en het nemen van pauzes. Syllable tapping, of lettergreepuitstempeling, houdt in dat je met je vingers mee tikt bij iedere lettergreep die je uitspreekt. Of beter gezegd: die je uit móet spreken.
Veel mensen haperen weleens tijdens het spreken. Ze herhalen woorden, verlengen klanken of zeggen 'ehm'. Bij iemand die broddelt komen deze kenmerken zo opvallend vaak voor, dat zij minder verstaanbaar worden voor hun omgeving.
Hakkelen is iets anders dan stotteren.
Bij hakkelen gaat het om onderbrekingen in het spreken zoals herhalingen van hele woorden en zinsdelen (en-en-en toen was ik aan de beurt; in de – in de onderste la ) zinsrevisies (het ligt onder….., het hangt aan de kapstok) en valse starts (Dat- dat…).
Stotteren ontstaat doordat er iets mis gaat met de aansturing (vanuit de hersenen) van de zenuwen en de spieren die te maken hebben met spraak- en taalprocessen. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van stotteren. Inmiddels gaat men ervan uit dat iemand die stottert hier aanleg voor heeft.
Het antwoord is: de middenrifspier is de oorzaak van het stotteren. Het is dus geen psychisch probleem, maar maar stotteren heeft een fysieke oorzaak met psychische gevolgen. De middenrif hapert bij mensen die stotteren. Er zit geen vloeiende beweging in waardoor de spier de lucht niet goed uit de longen perst.
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de 2 en 5 jaar. Vaak gaat het stotteren na een tijdje vanzelf over. U kunt uw kind helpen bij het praten, bijvoorbeeld door zelf rustig te luisteren en te praten. Neem contact op met een logopedist of stottertherapeut, als u zich zorgen maakt.
Kan stotteren weer overgaan? Bij kleine kinderen gaat het vaak weer over. Niet bij iedereen, want anders zouden er geen volwassenen zijn die stotteren. Door therapie kun je het vaak wel heel goed leren controleren via een spreektechniek.
Stotteren komt vaak door erfelijke aanleg, met daarbij dingen die u als kind heeft meegemaakt. De samenwerking tussen de hersenen, zenuwen en spieren gaat niet helemaal goed. Stotteren kan erger worden door spanningen, emoties en moeheid. Stottertherapie kan helpen.
Stotteren is niet-vloeiend spreken: een verzameling van hoorbare, soms zichtbare en vaak ook verborgen symptomen, die per situatie kunnen verschillen. De symptomen zijn habitueel (een gewoonte) en te onderscheiden van 'normale' niet-vloeiendheden. Hoorbare symptomen kunnen zijn: herhalingen, verlengingen en blokkades.
Broddelen is een stoornis in het spreken, die zich uit als een niet-vloeiende of aritmische, moeilijk verstaanbare spraak.
Praten, het vinden van de juiste woorden, begrijpen, lezen, schrijven en gebaren maken zijn onderdelen van ons taalgebruik. Wanneer als gevolg van hersenletsel een of meer onderdelen van het taalgebruik niet meer goed functioneren, heet dat afasie.
De oorzaak van broddelen ligt aan een onvoldoende rijping van het centraal zenuwstelsel. De spraak- en taalontwikkeling verloopt daardoor niet evenwichtig. De volle omvang van het probleem wordt pas duidelijk rond het zevende jaar, als de periode van de spraak- en taalontwikkeling voltooid is.
Het afleren van snel praten is echt een opgave en gelukkig is dat ook niet nodig. De oplossing is niet om langzamer te gaan praten, want dat wordt vaak ongemakkelijk en onnatuurlijk. Wat helpt is om pauzes tussen de zinnen te laten.
In vier op de vijf gevallen gaat stotteren bij peuters vanzelf over. Toch is het belangrijk om op tijd in te grijpen bij stotteren. Hoe eerder er begonnen wordt met therapie, hoe groter de kans is dat het stotteren verholpen kan worden.
Terugval komt bij (ernstig) stotteren veel voor. Bij jonge stotterende kinderen is er binnen de eerste 2 jaar na het ontstaan van het stotteren nog een kans op herstel. Hoe langer het kind stottert, hoe kleiner deze kans wordt.
Ouders die zelf gestotterd hebben, hebben een kans van 25 procent op een stotterend kind, maar dat komt niet doordat het kind het van de ouder 'overneemt'.
Als je zingt, ontstaat een soort snoer van lettergrepen, verklaart logopediewetenschapper Yvonne van Zaalen, en doordat je de klanken langer aanhoudt, worden de bruggetjes naar de volgende klanken eenvoudiger. 'Je rijgt de klinkers in feite aaneen en struikelt er daardoor minder snel over.
Spanning kan ontstaan wanneer het evenwicht verstoord is tussen wat een kind kan (capaciteiten) en wat er van een kind wordt gevraagd, door de omgeving of door het kind zelf (eisen). Ook veel veranderingen in korte tijd kunnen meespelen bij het uitlokken van stotterend spreken.
Bij 5% van de bevolking komt stotteren in de kinderleeftijd voor (incidence), bij 1% (prevalence) ontwikkelt het zich tot een min of meer blijvende stoornis - gevestigd stotteren - van licht tot ernstig. Voor de laatste categorie heeft therapie een tijdelijk of blijvend effect, afhankelijk van vele factoren.
kekekekekekeren zegt; Verlengingen (lange stoters): dan maak je een klank llllllllang; Vermijding (stille stotter): dan kies je een ander woord om niet te hoeven stotteren (mijn fiets is kakastuk) of je houdt je mond.
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zeven jaar. Bij uitzondering kan iemand op latere leeftijd gaat stotteren. De aanleiding hiervoor kan vaak gevonden worden in een plotseling optredend emotioneel trauma, zoals het overlijden van een geliefde of een ongeluk.
Wat zijn niet-normale onvloeiendheden? Onvloeiendheden zijn niet normaal als ze heel veel voorkomen (meer dan 3%) of als de onderbrekingen en herhalingen met spanning worden gemaakt of uit het spreekritme zijn. - Bewegingen bij de onvloeiendheden als ogen dicht knijpen, hoofdbeweging, stampen etc.
Stotteren wordt vaak uitgelokt door stress. Iemand die stottert zal dan ook vooral haperen als hij gespannen of opgewonden is. De zwakke aanleg voor de timing van spreekbewegingen vormt de basis voor de snellere ontregeling van het spreken.