Volgens Jan Renkema is de keuze tussen de betrekkelijke voornaamwoorden 'dat' en 'wat' afhankelijk van de bepaaldheid van het zelfstandig naamwoord. Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'.
Verwijs je naar een de-woord of een meervoud, dan is deze of die juist. Verwijs je naar een het-woord of naar iets onbepaalds, dan is dit of dat juist.
Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. “Deskresearch” is mannelijk (m) en “originaliteit” is vrouwelijk (v). Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord. Er zijn ook woorden die zowel mannelijk als vrouwelijk zijn, zoals “vlag”.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een opsomming met en genoemd worden, maar het is gebruikelijk om eerst de anderen te noemen en daarna jezelf. Dat wordt ook als het beleefdst beschouwd.
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand, zoals ik, jij, hij, jullie etc. Maar het kan ook naar iets verwijzen, zoals het. Welk persoonlijk voornaamwoord je kiest, hangt af van de persoon (eerste, tweede of derde persoon) en het getal (enkelvoud of meervoud).
Als het verwijst naar een concreet woord, gebruik je die of dat. Zie de voorbeelden op deze pagina. Als het verwijst naar iets onbepaalds (bijvoorbeeld 'iets' of 'alles'), gebruik je wat of dat. Een zelfstandig naamwoord kan mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn.
Na een onbepaald woord als 'iets', 'alles', 'weinig', '(zo) veel', 'enige', 'niets' gebruiken de meeste taalgebruikers 'wat', maar 'dat' is ook mogelijk. Gooi iets wat/dat je kunt gebruiken, nooit weg. Alles wat/dat je zegt, kan tegen je gebruikt worden. Er is weinig wat/dat we nog niet hebben.
Het betrekkelijk voornaamwoord dat wordt gebruikt om te verwijzen naar enkelvoudige het-woorden. In de spreektaal wordt, vooral in Nederland, ook wat gebruikt om te verwijzen naar enkelvoudige het-woorden, maar dat is niet voor iedereen aanvaardbaar. Heb jij het boek dat ik gekocht heb, al gelezen?
Iets wat en iets dat zijn allebei juist. In een zin als 'Is er nog iets wat/dat ik moet weten? ' is zowel iets wat als iets dat mogelijk. Sommige mensen vinden iets wat iets beter klinken: bij het onbepaalde iets past voor hen de verwijzing met wat het best.
Welk en welke worden gewoonlijk met een zelfstandig naamwoord gecombineerd: na welk volgt een het-woord; na welke een de-woord of een meervoudig woord. Op wat volgt geen zelfstandig naamwoord.
Het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de-woorden; dat naar het-woorden, ongeacht het biologisch geslacht. Naar het-woorden die personen aanduiden (meisje, mannetje, vrouwtje, ventje, neefje, nichtje, familielid, Tweede Kamerlid enzovoort), wordt met dat verwezen.
(En: De meisjes die …) Over het algemeen geldt dat het betrekkelijk voornaamwoord die naar de-woorden verwijst en dat naar het-woorden. EZELSBRUGGETJE: Een slim trucje is om te kijken of de laatste letters overeenkomen: het meisje dat, de jongen die.
De voornaamwoorden wie en wat verwijzen respectievelijk naar personen en zaken; welke kan gecombineerd worden met meervoudige substantieven en enkelvoudige de -woorden, welk met enkelvoudige het -woorden.
Na 'wie' kan altijd een persoonsvorm in het enkelvoud gebruikt worden. Als het antwoord op de vraag zeker op meer dan één persoon betrekking heeft, is ook een persoonsvorm in het meervoud mogelijk. Wie heeft de wielerwedstrijd gewonnen? Wie komt / komen er naar je barbecue?
Zowel het mooiste wat als het mooiste dat is correct als het mooiste niet verwijst naar iets specifieks, maar naar iets in algemene zin. Wat is dan het gebruikelijkst. Dat is het mooiste wat / dat ons kon overkomen. Dat is het mooiste wat / dat ik ooit gezien heb.
Wanneer het antecedent geen specifieke zelfstandigheid aanduidt, maar iets in het algemeen (bijvoorbeeld 'hoe dan ook het beste, het beste überhaupt'), is het betrekkelijk voornaamwoord wat het gebruikelijkst.
Welke kan níét verwijzen naar een enkelvoudig het-woord. 'Het terras, welke op het zuiden ligt' en 'het boek welke ik nog moet lezen' zijn echt een fout(je). Goed zijn: 'het terras, dat op het zuiden ligt' en 'het boek dat ik nog moet lezen'.
Combinaties als een bedrijf of organisatie die* en een bedrijf of organisatie dat* zijn niet correct. Bedrijf is een het-woord en moet dus gecombineerd worden met het betrekkelijk voornaamwoord dat. Organisatie is een de-woord en moet gecombineerd worden met het betrekkelijk voornaamwoord die.
1) Wanneer het woord volgt op een onbepaald woord, bijvoorbeeld iets, niets en alles: 'Huilen is iets wat/dat ik nooit zou doen. ' 2) Wanneer het woord volgt op een rangtelwoord, bijvoorbeeld eerste en tweede: 'Het eerste wat/dat ik wil vertellen …'
Er is doorgaans geen verschil in betekenis, maar wel in combinatiemogelijkheden. Kijk, dat is nou een huis dat ik graag zou kopen. We moeten ons in Nederland richten op datgene wat ons bindt. In de spreektaal wordt naar het-woorden ook met wat verwezen: het boek wat ik gelezen heb, een idee wat mij plotseling inviel.
Je wilt is de algemene vorm. Je wil mag ook, maar wordt gezien als informeler. Het werkwoord willen valt net als de werkwoorden zullen, mogen en kunnen onder het rijtje uitzonderingen. Bij elk van deze werkwoorden geldt dat de vorm van de eerste persoon gelijk staat aan de derde persoon.
Alle vormen zijn correct, maar er is een verschil in gebruik. Zelf wordt aan het persoonlijk voornaamwoord je, jij of jou vast geschreven als het een versterkende functie heeft. Jijzelf hebt daar vast geen last van. Dat geldt ook voor jezelf / jouzelf.
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jou, zij, hen, hem, etc. De vorm hangt af van: de 'persoon': Als we over onszelf praten, gebruiken we de eerste persoon.