Definities die `zouden` bevatten: v.v.t.t. = voltooid verleden toekomende tijd, een van de acht werkwoordstijden, bv.: ik zou hebben gelopen, wij zouden hebben gelopen; ik zou hebben geluisterd, wij zouden hebben geluisterd; ik zou hebben geantwoord, wij zouden hebben g...
Wens of voorkeur. In de deze betekenis combineer je zou(den) vaak met graag of liever en eventueel nog willen, kunnen of moeten. Zij zouden graag naar Parijs (willen) gaan. Je zou minder moeten roken.
Het woord zouden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
We gebruiken zouden en zouden moeten ook als we spreken over hoe het zou moeten zijn volgens onze normen, plannen of verwachtingen. Zouden: Hij zou vandaag op tijd komen (maar hij was wéér te laat). Ze zouden erover ophouden (maar nu hebben ze het er weer over).
(zal, zou, zoude). als trefwoord met bijbehorende synoniemen: zullen (ww) : dienen, hebben, moeten, mogen.
Gewoon verzoek: Kan je komen? Wil je dat doen? Beleefd verzoek: ZOU je KUNNEN komen? ZOU je dat WILLEN doen?
Basically, your "zullen" sentence states that you don't expect something to happen; your "zouden" sentence states that it has indeed not happened, as you predicted.
In Dutch, we do not have a verb for should. Instead, we use a combination of two verbs: zouden moeten. The equivalent of I should work in Dutch is ik zou moeten werken. Thus, if we place the infinitive moeten (to must, to have to) after zouden, we get the equivalent of English should.
Zou vorm - de toekomende tijd
Werden in combinatie met een ander werkwoord betekent zullen. Het hulpwerkwoord werdenvervoeg je en van het hoofdwerkwoord gebruik je de infinitief (het hele werkwoord). Beispiele: - Ich werde dir helfen.
Maak samen van de volgende zinnen beleefde vragen: Voorbeeld: - Ik wil dat je het raam dichtdoet: Wil je (misschien) het raam even dicht doen? - Ik vraag of je een potlood voor me hebt. Mag ik (misschien) je potlood even lenen?
Werkwoord. Ik zou. Jij zou. Hij, zij, het zou.
Zoudt is een verouderde persoonsvorm die van oorsprong bij het persoonlijk voornaamwoord gij hoorde: het was gij kwaamt en gij wildet (met een -t), dus ook gij zoudt. Voor de aanspreekvorm gij is later u in de plaats gekomen. Daarbij hoort de werkwoordsvorm zou: het is zou u, net als zou hij/zij en zou jij.
Dat gebruik komt vooral in spreektaal voor. In Nederland is dat geen standaardtaal. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd. Ik ga / zal de kritiek niet kunnen tegenhouden.
Zeker in spreektaal is dat gebruik heel gewoon. Ook in Nederland wordt gaan weleens gebruikt in combinatie met die werkwoorden, maar voor veel taalgebruikers is dat niet acceptabel. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.
Het verschil is dat bij de "zal" zin verondersteld wordt dat de persoon dit gedrag wel vaker vertoont. In de "zou" zin klinkt er meer verbazing over iets dat de persoon meestal niet als gedrag vertoont.
de onvoltooid verleden toekomende tijd, o.v.t.t. (het futurum praeteriti): ik zou snurken, ik zou blijven; de voltooid verleden toekomende tijd, v.v.t.t. (het futurum exactum praeteriti): ik zou gesnurkt hebben, ik zou gebleven zijn.