Voor Aristoteles zijn vier deugden cruciaal: rechtvaardigheid, moed, verstandigheid en maat. Dit zijn de vier kardinale deugden. Een deugdzame handeling bevindt zich altijd ergens tussen twee uitersten: moed zit bijvoorbeeld tussen lafheid en overmoedigheid. Deugdzaam handelen valt volgens Aristoteles samen met geluk.
Je probeert altijd op zoek te gaan naar aangenaamheid, dat wat goed voelt.” Volgens Aristoteles word je gelukkig van het goede doen en wat dat is, daarin kun je je eigenlijk niet vergissen. Als je iets doet wat moreel fout is, doe je dat in zijn opvatting nooit per ongeluk. Je gaat bewust tegen je gevoel en denken in.
Volgens Aristoteles bestaat geluk uit het gedurende een heel leven verwerven van alle goederen – gezondheid, rijkdom, kennis, vrienden, enz.– die leiden tot de vervolmaking van de menselijke natuur en tot de verrijking van het menselijk leven .
In een van zijn bekendste theorieën stelt Aristoteles dat alles in de natuur een bepaald doel dient. Zo bestaat een appelpit om uit te groeien tot een boom. Voor mensen geldt hetzelfde: een baby heeft als doel om uit te groeien tot een volwassen, gelukkig mens.
'Het geheim van geluk ligt niet in het zoeken naar meer, maar in het vermogen om te genieten van minder. ' – Socrates.
Volgens Nietzsche zorgt het zoeken naar geluk – wat maar al te vaak genot is, oftewel hedonisme – niet voor een langdurig gevoel van geluk. Het ervaren van geluk is een bijkomstigheid, iets wat je ervaart terwijl je werkt aan een doelstelling. Als je doel het ervaren van geluk is dan kom je thuis van een koude douche.
" Het geheim van geluk ligt niet in het zoeken naar meer, maar in het ontwikkelen van het vermogen om van minder te genieten " — Socrates, leefde in 450 v.Chr.
Van de vele argumenten uit De Anima die hieruit zijn gehaald voor specifiek religieuze doeleinden, is er geen belangrijker dan Aristoteles' argument voor de onsterfelijkheid van de ziel , die hij rechtvaardigt met de stelling dat het actieve principe van onze geest geen overeenkomstig lichaamsorgaan heeft.
Aristoteles; “Plezier in je werk zorgt voor perfectie in het werk.” Plato; ”Het begin is het belangrijkste deel van het werk.”
Filosofie is voor Aristoteles het streven naar de ware kennis van alles wat noodzakelijk en onveranderlijk is. De weg daartoe is de studie van het concrete en het individuele. In tegenstelling tot Plato leert Aristoteles dat het bereiken van inzicht in het wezen der dingen niet buiten de zintuiglijke waarneming om kan.
Hij gelooft dat dit hoogste goed alleen geluk kan zijn omdat het het ultieme doel of de bedoeling is van menselijk handelen . Aristoteles beweert dat alles wat we doen gericht is op een bepaald goed, en geluk is het hoogste goed dat wordt nagestreefd omwille van zichzelf, in plaats van als middel tot een ander doel.
Plato en Aristoteles stellen geluk dus gelijk aan het goede doen, al geven ze beiden wel een andere invulling aan het begrip 'goed'. Voor Plato is er een universeel goed, het idee van het goede, terwijl Aristoteles het goede ziet als iets dat voor ieder mens anders is, al naar gelang het doel dat ze nastreven.
In Aristoteles' visie zijn alle dingen met het verstand te begrijpen. Hiermee sluit hij aan bij Socrates gedachte over het kennen van algemeen geldende waarheid aangaande goedheid en deugd.
Volgens Aristoteles (384-322 v. Chr.) is het goede dan ook geen berekening, maar een praktische vaardigheid. Hij vergelijkt de deugd, het vermogen om in een concrete situatie het juiste te doen, met een ambacht. Het goede moet je, net als het vak van bakker of smid, in de vingers krijgen.
Aristoteles zei het volgende: " Geluk is de betekenis en het doel van het leven, het doel van het menselijk bestaan."
1. “Jezelf kennen is het begin van alle wijsheid.”
Aristoteles wordt beschouwd als de meest universele denker van de oudheid. Hij schreef honderden werken over uiteenlopende onderwerpen. Zo schreef hij niet alleen over biologie, maar ook over de basisprincipes van de natuurwetenschap, politiek, ethiek, logica, wiskunde en kunst.
Kortom, liefde en vriendschap kunnen bij Aristoteles het beste worden begrepen als iets dat geen verplichtingen met zich meebrengt of gebaseerd is op verwantschap, maar als een altrustisch verlangen dat, wanneer het beantwoord wordt, resulteert in een toestand die Aristoteles, en de Grieken in het algemeen, philia noemden.
Aristoteles' concepten zijn functie, classificatie en hiërarchie ; hij gebruikt deze concepten om alles te verklaren. Terwijl de moderne wetenschap de nadruk legt op wetten, benadrukt Aristoteles de zoektocht naar nauwkeurige definities van dingen in termen van hun essentiële eigenschappen.
Alle levende wezens hebben volgens Aristoteles een ziel; ze zijn bezielde, 'gevormde' materie.Die ziel zit echter in het dier, die is het dier.
Voor Plato en Aristoteles komt leven uiteindelijk neer op willen blijven leven. De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) noemt dat Wille zum Leben, de oerwil om te blijven bestaan die al het leven voortdrijft. Over het leven zelf was hij bondig: 'Het leven is een kort oponthoud tussen twee keer niets. '
Sommige filosofen geloven dat geluk kan worden begrepen als het morele doel van het leven of als een aspect van toeval ; in de meeste Europese talen is de term geluk zelfs synoniem met geluk. Daarom leggen filosofen geluk meestal uit als een gemoedstoestand of een leven dat goed verloopt voor de persoon die het leidt.
Er is slechts één goed: kennis, en één kwaad: onwetendheid.
Het lichaam is de kerker van de ziel. De dood is een verlossing van ons lichaam en de ziel zal opgaan in ware kennis. Door de dood kan ze eindelijk de waarheid in het volle zonlicht aanschouwen. Vandaar dat Socrates ook zegt dat 'de ware filosoof sterven als beroep heeft'.