Wat is de present simple? De present simple is een werkwoordstijd in het Engels die wordt gebruikt om te spreken over feiten, gewoontes en gebeurtenissen die regelmatig voorkomen of gepland zijn in de toekomst. In het Nederlands staat de present simple bekend als de onvoltooid tegenwoordige tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Om de Present Simple te vormen, gebruik je altijd het hele werkwoord (bijvoorbeeld 'walk' of 'visit'), maar bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) voeg je daar nog een –s aan toe! En nu jij!
De simple present beschrijft gebruikelijke handelingen of algemene waarheden , terwijl de present continuous handelingen beschrijft die nu gebeuren. Voorbeeld: Ze schrijft dagelijks. vs. Ze schrijft nu.
Let op Voor ontkennende constructies in de present simple gebruik je de infinitief, ongeacht het onderwerp. Zo krijgt de derde persoon enkelvoud ook geen “s” meer, omdat de “do” of “does” van de ontkenning de persoonsvorm is. The clock doesn't works. The clock doesn't work.
Present simple: I play soccer every Saturday.She plays tennis on Tuesdays.They play piano every evening.
Bij een vraag in de tegenwoordige tijd gebruik je Does als het onderwerp de derde persoon enkelvoud is (he, she of it) en Do bij elk ander onderwerp. Bij een zin in de verleden tijd gebruik je Did.
Controleer op trefwoorden die verband houden met de tegenwoordige tijd, zoals: altijd, vaak, soms, zelden, nooit, elke dag / week / jaar …
Je vormt de Past Simple door de stam van een werkwoord te pakken en daar –ed aan vast te plakken. De Past Simple van 'to work' is dus de stam (work) met –ed erachter 𡪠worked. Er zijn alleen wel een paar uitzonderingen: Als de stam eindigt op –e, komt er alleen een –d achter (to live 𡪠lived)
De Nederlandse vertaling van present simple is de onvoltooid tegenwoordige tijd.
De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van 'to be' (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van 'to play' is dus: I am / He is / We are playing. Let op! In sommige gevallen moet je er een letter afhalen (bijv. have 𡪠having) of extra bij doen (bijv.
Ze kijken regelmatig televisie.Wij nemen elke ochtend de bus.Het regent elke middag in het warme seizoen.Ze rijden elke zomer naar Monaco.
De algemene regel of the general rule om vragen of questions te stellen in de present simple is do/does + personal pronoun + base form.
De present simple (tegenwoordige tijd) gebruik je voor acties die in het heden plaatsvinden, zoals permanente situaties, gewoontes en feiten. De present continuous (progressieve vorm van de tegenwoordige tijd) gebruik je niet voor permanente situaties, maar voor situaties/acties die nu bezig zijn.
Hoe vorm je de present simple (gewone, enkelvoudige tegenwoordige tijd)? De present simple vorm je door de infinitief te nemen zonder to. Op deze basisregel bestaat maar één standaard uitzondering. Bij de 3de persoon enkelvoud (he, she, it) moet je achteraan een -s toevoegen.
to go. He went to a club last night. Did he go to the cinema last night? He didn't go to bed early last night.
In de simple present tense wordt het statief werkwoord “be” gebruikt om tijdelijke huidige situaties (bijv. “I am tired”) en onveranderlijke situaties (bijv. “Laura is a doctor”) te beschrijven . De vorm van het werkwoord varieert afhankelijk van het onderwerp: De eerste persoon enkelvoud gebruikt “am” (bijv. “I am”)
Enkele veelgebruikte tijdsmarkeringen in The Simple Present Tense zijn: elke dag/nacht/week/maand/jaar .
Er zijn drie types sleutelwoorden: winstsleutelwoorden, informatieve sleutelwoorden en draaisleutelwoorden.
Je gebruikt de Present Perfect als je praat over dingen die in het verleden zijn begonnen, maar nog steeds bezig (kunnen) zijn, net afgelopen zijn of invloed hebben op het heden. Er zijn een aantal signaalwoorden waarbij je de Present Perfect moet gebruiken: for, yet, never, ever, just, already, since.
Andere bekende voorbeelden zijn to do (did – done) , to bring (brought – brought) en to swim (swam – swum) . De vervoeging van onregelmatige werkwoorden moet echt uit het hoofd geleerd worden.
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. - to talk: I talked to Jim this morning. - to watch: We watched the match yesterday. - to play: She played with her brother.
Bij he/she/it is het doesn't Bij de rest is het don't Voorbeeld: She doesn't like to do her homework. Voorbeeld: We don't like to do our homework.