De overtuiging dat iedereen zicht kan ontwikkelen noemen we pedagogisch optimisme. Jouw mentale model stuurt in hoge mate de interactie met je leerling. Als dat positief is, dan zoek je naar mogelijkheden om positief te handelen.
Een belangrijk fundament van pedagogisch handelen is dat men kan observeren en reflecteren. Docenten moet leerlingen werkelijk (willen) zien en in de gaten hebben welke boodschap ze afgeven. Dat vraagt goed kijken, empatisch luisteren, een attitude waarbij men ook kijkt naar zichzelf en het eigen aandeel in de relatie.
Pedagogiek is een wetenschap, de uitvoerder daarvan is een pedagoog. Pedagogen bestuderen de opvoeding en de ontwikkelingsfasen van een kind. Daarnaast kijken zij ook naar de relatie van het kind met zijn omgeving.
Handelingsgerichte Procesdiagnostiek (HGPD) is een werkwijze waarin diagnostiek en aanpak in de klas hand in hand gaan. Middels regelmatig terugkerende gesprekken waarin jouw beleving en vragen rond de leerling centraal staan, krijgen we met elkaar steeds beter zicht op de probleemverklaring en de onderwijsbehoeften.
Luisteren, vertrouwen bieden, optreden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede voorbeeld zijn, uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties. Kinderen willen laten zien wat zij kunnen en zichzelf als effectief ervaren.
De zelfdeterminatietheorie is in de psychologie een breed geaccepteerde en goed onderbouwde theorie. Die stelt dat welzijn wordt bepaald door de mate waarin mensen kunnen voldoen aan drie psychologische basisbehoeften: de behoefte aan autonomie, verbondenheid en competentie.
Indicerende vraagstellingen = vragen een uitspraak over wat gedaan kan worden om een onderkend probleem/stoornis aan te pakken.
Transactioneel (wisselwerking en afstemming)
Er is een voortdurende wisselwerking tussen de leerling en zijn omgeving. Vanwege de samenhang en onderlinge beïnvloeding spreekt men daarbij van 'transacties' in plaats van 'interacties'. Die wederzijdse beïnvloeding vraagt om afstemming.
Typen vragen
Diagnostische vragen: onderkennend of verklarend: Wat is er aan de hand? Een diagnostische vraag kan onderkennend (om welk type probleem of stoornis gaat het?) of verklarend zijn (waarom zijn deze problemen er? Welke factoren houden ze in stand?).
Het gaat om het bieden van emotionele ondersteuning; om het respecteren van de autonomie van kinderen; om het stellen van grenzen; om praten en uitleg geven; om het stimuleren van de ontwikkeling en het begeleiden van interacties tussen kinderen.
Het hoofddoel van pedagogiek is voortbouwen op de eerdere kennis van de studenten en werken aan de ontwikkeling van de vaardigheden en houdingen van de leerlingen .
Pedagogische tips voor thuis
Ga mee in wat je kind je vertelt en laat zien. Luister naar de interesses en moedig je kind aan om te verkennen wat hem of haar bezighoudt. Laat je kind op hun eigen manier experimenteren met materiaal. Een blokje kan een toren zijn, maar ook een telefoon of een vliegtuig.
Probeer open en helder te communiceren en maak daarbij je verwachtingen duidelijk richting de leerlingen. Geef niet alleen aan wat niet mag, maar juist ook welk gedrag gewenst is. Observeer het gedrag van de leerling en probeer empathisch en passend te reageren.
Onder pedagogiek verstaan we het handelen in het kader van de sociaal-emotionele ontwikkeling in de breedste zin. Didactiek is de werkwijze die leerkrachten hanteren bij het onderwijzen van de verschillende cognitieve en expressievakken.
Voorbeelden van pedagogische vaardigheden
Dit kan vaardigheden omvatten zoals duidelijk schrijven of weten hoe je leerlingen in de klas kunt betrekken zodat ze beter opletten . Buiten de klas kunnen je communicatievaardigheden nuttig zijn om met ouders te praten over de voortgang en behoeften van hun kind.
Transactionele analyse is een psychologische theorie en therapeutische benadering die is ontwikkeld door de Canadese psychiater Eric Berne in de jaren 1950. Het is gericht op het begrijpen van de menselijke persoonlijkheid, communicatie en gedrag in sociale interacties.
Met diagnostische vragen willen we hardnekkige misvattingen blootleggen. Bij een misvatting of misconcept is er sprake van het verkeerd begrijpen van een concept. Er is dus voorkennis of een preconceptie aanwezig die fout is.
REDICODIS maatregelen kaderen in het zorgbeleid van scholen. Het is de afkorting van remediëren, differentiëren, compenseren en dispenseren.
Diagnostische hulpvragen zijn vragen waarbij iets uitgezocht moet worden. Ze vallen uiteen in drie typen: onderkennend (wat is er aan de hand), verklarend (waarom is dit aan de hand) en indicerend (hoe is het op te lossen).
Bij een HGD-traject werken de intern begeleider en de leraar van de school, de ouders van het kind en een extern begeleider met elkaar samen. De intern begeleider voert de regie gedurende het traject. Dit traject is speciaal bedoeld om jonge kinderen in risicosituaties te observeren en intensief te volgen.
Een integratief beeld is als het ware een foto in woorden. Het geeft inzicht, hierin wordt duidelijk hoe we dit kind moeten begrijpen, hoe de stimulerende en belemmerende factoren met elkaar samenhangen, waar het kind goed in is en wat de kernproblematiek is van dit kind (max. 200 woorden).
Het CAR-model: motiveren met basisbehoeften
Volgens het CAR-model van Luc Stevens stimuleer je motivatie door in te spelen op de volgende drie basisbehoeften; Competentie, autonomie en relatie. Competentie: Iedereen wil het gevoel hebben dat hij of zij iets kan.
Autonomie. Autonomie gaat over een gevoel van psychologische vrijheid, van jezelf kunnen zijn. Het gaat om zelf mogen kiezen en ruimte krijgen voor initiatief. Het gaat om gehoord worden, voelen dat je mening ertoe doet en dat je een zekere mate van invloed en controle kan uitoefenen.