Onder onbegrepen gedrag valt al het gedrag van de persoon met dementie dat door deze persoon zelf en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar wordt ervaren. Voor onbegrepen gedrag worden verschillende termen gebruikt zoals probleemgedrag, moeilijk hanteerbaar gedrag of veranderend gedrag.
Onder probleemgedrag verstaan we alle gedrag van de cliënt dat deze cliënt of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar ervaart. Probleemgedrag heet ook wel onbegrepen gedrag of veranderend gedrag. Veel probleemgedrag is afhankelijk van de situatie, de persoonlijkheidskenmerken van de cliënt zelf en de mensen om hem heen.
Onder MVG verstaan we gedrag dat gevaarlijk of bedreigend is voor de oudere zelf of voor de omgeving en gedrag dat leidt tot stagnatie van de ontwikkeling of een achteruitgang van de kwaliteit van leven. Moeilijk verstaanbaar gedrag kan ontstaan door: Ziektebeelden, zoals dementie of depressie.
Het gevoel dat je op iets of iemand zit te wachten, terwijl je geen afspraken hebt. Je kijkt vaak op de klok of uit het raam. Onrustige bewegingen maken, zoals tikken, wippen met je voeten of klikken met een pen. Je bent snel afgeleid en je kunt je aandacht nergens bij houden.
Voor jezelf is het belangrijk dat je rustig blijft en de confrontatie niet aangaat. Probeer de spanning te doorbreken door iets anders te doen, alleen of samen met je naaste. Uit je gevoelens en stop ze niet weg omdat je vindt dat je ertegen moet kunnen.
Indeling fases van dementie
Een andere veel gebruikte indeling is de omschrijving van de vier fases van ik-beleving bij dementie; de bedreigde ik of cognitieve fase; de verdwaalde ik of emotionele fase; de verborgen ik of psychomotore fase; de verzonken ik of zintuiglijke ervaring.
Goede basiszorg kan veel moeilijk hanteerbaar gedrag voorkomen. Zorg ervoor dat iemand voldoende steun, houvast en bescherming ervaart. Ga op zoek naar die elementen die bijdragen tot kwaliteit van leven en naar wat voor hen zinvol is. 'Vermijd waar mogelijk uitlokkende factoren.
Bij interactieroepen is er iets onaangenaams in de omgeving aanwezig, waardoor de dementerende roept. Sommige dementerenden praten dan weer hardop in zichzelf om weer een soort van contact met zichzelf te krijgen.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.
Vaak is er niet één oorzaak aan te wijzen. Gedrag wordt sterk beïnvloed door reacties uit de omgeving op dat gedrag. Als professional is het belangrijk dat je het gedrag van je cliënt niet ziet als 'een probleem', maar als een signaal dat iets niet goed gaat.
Dementerende mensen worden tijdens de nacht vaak wakker, omdat hun hersenen niet meer kunnen onderscheiden wanneer het dag of nacht is. Deze zorgvragers gaan dan vaak plukken en friemelen aan hun kleding of incontinentiemateriaal, waardoor de zij gaan smeren met hun ontlasting.
Voel je niet beledigd door de onterechte beschuldigingen. Probeer je voor te stellen hoe het is om steeds van alles kwijt te zijn en dingen niet meer te weten. Neem de gevoelens van je naaste serieus. Het helpt om de oorzaak van het gedrag te achterhalen.
Een gedragsprobleem kan komen door een gedragsstoornis, maar kan ook een combinatie zijn met een ander probleem, zoals ADHD, autisme of een hechtingsprobleem. Ook kan een gedragsprobleem vaak niet aan een diagnose worden gekoppeld. Een kind heeft boze buien, moeite met luisteren, zit niet lekker in zijn vel.
Beschrijving gedrag
Onder agitatie vallen prikkelbaarheid, motorische onrust en agressie. Motorische onrust komt het meest voor (44%, WAALBED-onderzoek *2), maar ook wordt verbale agressie ervaren zoals vloeken, klagen, roepen. Voortdurend aandacht vragen komt eveneens veelvuldig voor.
De belangrijkste verklaring voor het ontstaan van gedragsproblemen is een negatieve spiraal tussen kenmerken of gedrag van een kind en de reactie van de omgeving daarop. Probleemgedrag roept een negatieve reactie van de omgeving op, die het probleemgedrag versterkt en zo opnieuw tot negatieve feedback leidt.
Met storend gedrag wordt bedoeld: gedrag dat een negatieve invloed heeft op het kind en de omgeving, zorgt voor sociale problemen of problemen op school. Bijvoorbeeld driftig zijn, liegen, anderen met opzet ergeren en pesten.
Het beste hulpmiddel is dus niet een troostende arm bieden maar iemand afleiden van de emotie. Soms wordt medicatie voorgeschreven om ontremming te verminderen. Ook moet soms de omgeving maatregelen nemen. Bij ontremd eet- of drinkgedrag helpen inzichtgevende gesprekken meestal niet.
Wat is dementievriendelijk wonen? In een dementievriendelijke woning staan eigen regie, gezamenlijkheid, veiligheid en ondersteuning centraal. Je kan hier wonen met óf zonder verpleeghuisindicatie. Het is een plek waar mensen met dementie en hun naasten tijdig heen willen verhuizen.
Leg contact met aandacht
Maak oogcontact. Let op uw mimiek, en probeer vriendelijk te kijken. Ook al begrijpt iemand met dementie niet helemaal wat er gebeurt, dan ziet hij in ieder geval een vriendelijk gezicht.
Daarnaast is het een bekend verschijnsel bij dementie dat mensen gaan dwalen of lopen: loopdrang en dwaalgedrag. Mensen kunnen zich verloren voelen, of ongemakkelijk, en gaan 'op zoek'. Zij willen niet per se naar buiten, maar worden simpelweg rustiger van het lopen, wat een ritmische beweging is.
Ook het kleurenspectrum verkleint bij mensen met dementie. Koude kleuren zoals blauw, groen en paars zijn moeilijker te onderscheiden dan warme kleuren zoals rood, geel en oranje. Een kleurcodering waarin blauw naast paars gezet wordt doe je beter niet.