Vorm van landbouw waarbij wordt gebruik gemaakt van moderne machines en technieken. De kennis wordt verkregen via een goed onderwijssysteem. Het werk is sterk gemechaniseerd en de opbrengst per hectare is hoog.
Hoewel een scherpe indeling niet altijd gemaakt kan worden, deelt men de landbouw gewoonlijk in in akkerbouw, veehouderij, en tuinbouw. De laatste categorie wordt weer onderverdeeld in vollegronds tuinbouw en kassenteelt. Randgebieden, die doorgaans niet tot de landbouw worden gerekend, zijn de bosbouw en de visteelt.
Landbouw is het gebruik van land voor de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik. Landbouw is eigenlijk een breed begrip. Je kunt het splitsen in verschillende onderdelen. Dit noemen we landbouwactiviteiten.
Bij de traditionele landbouw wordt gebruikgemaakt van spierkracht en eenvoudige hulpmiddelen. Er worden dus geen machines of kunstmest gebruikt. De opbrengst is vooral bedoeld voor eigen gebruik.
Een boer of boerin is iemand die leeft van de landbouw of veeteelt. Een boer die zich alleen maar bezighoudt met veeteelt wordt een veehouder genoemd; een akkerbouwer of agrariër is een boer die zich uitsluitend bezighoudt met het verbouwen van gewassen, maar een tuinder of kweker wordt in de regel geen boer genoemd.
Kosten. Een van de grootste nadelen van biologische landbouw zijn de hoge kosten. Er wordt geen gebruik gemaakt van pesticiden, dus de gewassen zijn veel kwetsbaarder voor plagen en andere ziekten. De landbouw is arbeidsintensiever omdat er veel met de hand wordt gedaan.
De boeren hadden een semi-nomadische levenswijze, omdat ze na een aantal jaar verder moesten trekken als de grond uitgeput was. Landbouw en veeteelt betekenden het domesticeren van planten en dieren. De eerste granen bestonden waarschijnlijk uit voorouders van tarwe, gerst, gierst, rijst, rogge, haver en mais.
Het gemiddelde loon binnen de sector Agrarisch & Milieu ligt op € 2.859 bruto per maand. Het minimale of startsalaris begint bij € 1.200 en het maximale loon is € 9.000 bruto per maand.
landbouw (zn) : akkerbouw, bosbouw, tuinbouw, veldarbeid, weidebouw.
De vroegste landbouw ontstaat in het Nabije Oosten rond 12.000 jaar geleden. Maar men gaat niet van de ene op de andere dag boeren. Het proces is heel geleidelijk. In het Nabije Oosten neemt al tijdens de laatste ijstijd de bevolkingsgrootte toe, daardoor worden territoria kleiner.
Door intensieve landbouw en internationale handel is de voedselzekerheid toegenomen, Nederlanders betalen relatief weinig voor hun voedsel. Intensieve landbouw heeft een prijs. De milieudruk op de natuur en biodiversiteit is groot.
In 2020 waren er in Nederland 75 255 landbouwvestigingen. Het grootste aantal vestigingen was in Noord-Brabant (12 340 vestigingen) en Gelderland (11 650 vestigingen). Van deze vestigingen waren er 5 620 actief in de teelt van sierplanten en -bloemen.
Akkerbouw is een vorm van landbouw: het is het geheel van economische activiteiten waarbij het natuurlijke milieu wordt aangepast ten behoeve van de productie van planten voor menselijk of dierlijk gebruik.
Bij de teelt van landbouwgewassen en het houden van dieren komen CO2, methaan en lachgas vrij. Deze broeikasgassen dragen bij aan de opwarming van de aarde. Vlees en zuivel zijn de grootste boosdoeners. Bij de spijsvertering van koeien en andere herkauwers ontstaat methaan, een krachtig broeikasgas.
De fysieke omstandigheden van Nederland waren natuurlijk gunstig voor landbouw: de vruchtbare grond, het klimaat, de verbindingen over water. Het exportmodel dat we nu hebben dateert al van duizend jaar geleden.”
Maar ook met een veranderd voedselpatroon is ons land nog steeds niet zelfvoorzienend. Hoewel Nederland twee keer zoveel grond nodig heeft, is de landgebruikvoetafdruk lager dan de 0,65 hectare van de mondiale consument. Bovendien wordt de voetafdruk elk jaar een stukje kleiner.
Duurzame landbouw is landbouw die milieu, klimaat en natuur ontziet, dieren niet uitbuit en een normaal rendement oplevert. Dit is ook mogelijk zonder drastische vermindering van de veestapel en massale overschakeling op biologisch (aldus de minister in 2008).
Bij veeteelt wordt vee gebruikt om producten zoals melk, vlees, eieren, leer en bont te krijgen. Veeteelt is een onderdeel van landbouw. Veeteelt – of veehouderij – kan onderverdeeld worden in een groot aantal takken.
De voorlopige definitie was: vruchtbare landbouwgronden zijn gronden die geschikt zijn voor landbouw op basis van fysische, chemische en biologische eigenschappen, waarbij het gaat om maximale gewasopbrengst bij minimale belasting van het milieu en minimaal gebruik van hulpmiddelen.
Biologische bedrijven hebben wel meer ruimte (akkers en weilanden) nodig voor de koeien en voor de teelt van veevoer. Maar daar staat tegenover dat de biologische landbouw zorgt voor een betere landschapskwaliteit, een grotere biodiversiteit en een betere bodemkwaliteit.
Als je de term 'bio' of 'biologisch' leest op een verpakking, mag je ervan uitgaan dat het ook echt een bioproduct is. De term is immers wettelijk beschermd door de Europese biowetgeving. Die geldt voor de hele Europese Unie. Biologische producten worden over de hele voedingsketen (van boer tot winkel) gecontroleerd.
Ze leefden van de jacht en verzamelden voedsel in de bossen. Ze hadden geen vaste woonplaats, maar trokken achter de kuddes rendieren aan.