k = het aantal groepen.
De e in de formule van de Poissonverdeling staat voor het getal 2.718. Dit getal wordt de constante van Euler genoemd. Je kunt e simpelweg vervangen door 2.718 als je een kans van de Poissonverdeling berekent.
De drie meest voorkomende centrummaten zijn de modus (mode), mediaan (median) en het gemiddelde (mean). Modus: de waarde die het vaakst voorkomt. Mediaan: de middelste waarde als je de dataset van kleinste naar grootste waarde rangschikt. Gemiddelde: de som van alle waarden, gedeeld door het totale aantal waarden.
Het gewogen gemiddelde is een gemiddelde van een reeks getallen met bijhorende reële positieve gewichten, de weegfactoren, waarvan de waarde het meest beïnvloed wordt door de getallen met het grootste gewicht.
De hoofdletter N wordt meestal gebruikt om het aantal waarnemingen in een populatie aan te duiden. Een steekproef is een al dan niet op basis van vastgestelde criteria aantal trekkingen uit de gehele populatie en beoogt beschrijvend te zijn voor het gedrag van de gehele populatie.
Natuurlijke getallen zijn de getallen 0,1,2,3,4,... We spreken dus over alle positieve gehele getallen en het getal nul. De verzameling van natuurlijke getallen wordt aangeduid met het symbool N.
Wat is een p-waarde (p-value)? De p-waarde (p-value) is een getal tussen 0 en 1, waarmee je bepaalt of een steekproefuitkomst statistisch significant is.
De F-toets wordt in de statistiek gebruikt om twee varianties met elkaar te vergelijken. Als je die op elkaar deelt, krijg je een ratio-score die altijd positief is.
Een veelgebruikte statistiek voor de effectgrootte in fysiotherapeutisch onderzoek is Cohen's d, die de gemiddelde verandering in een uitkomstmaat (bijv.pijnscore) tussen twee groepen (bijv.behandel- en controlegroep) vergelijkt en uitdrukt in standaarddeviatie-eenheden.
Wanneer A en B onafhankelijke gebeurtenissen zijn, is P(A ∩ B)= P(A) · P(B), en dan is P(B | A) = P(B).
In de statistiek en wiskunde wordt de letter μ vaak gebruikt als het populatiegemiddelde.
De formule van de Z-score bestaat uit een observatie Xi, het gemiddelde uit de populatie (ook wel de verwachtingswaarde genoemd) μ, en de standaarddeviatie van de populatie σ.
Bij statistiek worden t-scores voornamelijk gebruikt om de volgende waarden te bepalen: De boven- en ondergrenzen van een betrouwbaarheidsinterval als de data ongeveer normaal verdeeld zijn. De p-waarde van de teststatistiek voor t-toetsen en regressieanalyses.
De b-waarde die we verwachten als de nul-hypothese waar is. De uitkomstvariabele Y wordt voorspeld met gebruik van de vergelijking van een rechte lijn.
Het driehoekje stelt de voorziening voor waar u meer informatie over wenst. Op de horizontale lijn (x-as) worden de voorzieningen gesorteerd op basis van het aantal patiënten met de aandoening, gaande van het kleinste aantal patiënten (links) naar het grootste aantal patiënten (rechts).
Maak een lijst van alle scores en vind het gemiddelde. Trek het gemiddelde af van iedere score om de afstand (afwijking) tot het gemiddelde te berekenen. Bereken voor iedere afwijking het kwadraat. Tel alle gekwadrateerde afwijkingen bij elkaar op.
De p-waarde is een maat voor de waarschijnlijkheid (E: probability) dat het gevonden resultaat van een epidemiologisch onderzoek berust op toeval.
Het kwadraat van de gemiddelde afstand van het geheel van afzonderlijke waarnemingen ten opzichte van het populatie- of steekproefgemiddelde. Variantie wordt als volgt genoteerd: De variantie voor een populatie wordt genoteerd als sigma kwadraat: σ2. De variantie voor een steekproef wordt genoteerd als S kwadraat: S2.
Dit gaat als volgt. Het gemiddelde van de dataset wordt aan 0 gelijkgesteld door elke score van het gemiddelde af te trekken. Deze uitkomst wordt gedeeld door de standaarddeviatie, zodat de standaarddeviatie gegarandeerd wordt gelijkgesteld aan 1. De uitkomst hiervan noemen we een z-score of z-waarde.
ANOVA staat voor Analysis of Variance, oftewel variantieanalyse, en wordt gebruikt om gemiddelden van meer dan twee groepen met elkaar te vergelijken. Het is een uitbreiding van de t-toets, die het gemiddelde van maximaal twee groepen met elkaar vergelijkt.
De t-test, ook wel t-toets genoemd, wordt gebruikt om de gemiddelden van maximaal twee groepen met elkaar te vergelijken.
Met een ANOVA wil je nagaan of de variantie tussen de groepen substantieel is. Dat wil zeggen, is de variantie tussen de groepen voldoende groot om te kunnen zeggen dat de drie gemiddelden van elkaar verschillen. Immers, als de variantie tussen de groepen 0 is, dan is er ook geen verschil tussen de gemiddelden.
In het medisch onderzoek wordt doorgaans een p-waarde van 0,05 als afkappunt aangehouden. Is de p-waarde kleiner dan 0,05 dan spreken we van 'statistisch significant'. We accepteren dus dat er een kans van ten hoogste 5% is dat het gevonden verschil toch nog op toeval berust.
Je vergelijkt de twee gemiddelden met een statistische toets (t-toets) en je vindt een eenzijdige p-waarde 0,001 (1 op de 1000). Wat betekent dit? De p-waarde geeft de kans aan dat we dit verschil in lengte of groter vinden als we ervan uit gaan dat de nulhypothese waar is.
De nulhypothese stelt dat een gevonden verschil (in effect) of een gevonden verband op toeval berust, m.a.w. dat er in werkelijkheid geen verschil (in effect) of geen verband bestaat.