Neem de spuit in de injecterende hand en verwijder de naaldhuls. Pak met de niet-injecterende hand een brede huidplooi op. Steek de naald onder een hoek van 45à 60 halverwege tussen het hoogste en laagste punt van de huidplooi.Houd de huidplooi vast.
Bij subcutaan injecteren, kun je verschillende technieken hanteren: huidplooi techniek onder een hoek van 45 tot 60 graden en loodrecht techniek (90 graden) met huidplooi zonder huidplooi. Beide technieken worden in deze cursus behandeld.
Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden. Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje (bij een kant-en-klare injectiespuit). Laat de naald 5 seconden in de huid zitten om te voorkomen dat er vloeistof terug loopt.
Geschikte injectiegebieden zijn: het gebied naast en onder de navel (ongeveer 2 cm rond de navel vrijlaten), boven/buitenkant het bovenbeen (handbreedte boven de knie vrijlaten), billen (bovenste buitenste deel).
Onderzoek geeft aan dat de rangeertechniek de beste en meest veilige intramusculaire injectie techniek is voor alle soorten injectievloeistoffen.. Door de huid eerst zijwaarts te verschuiven, dan te injecteren en daarna de huid weer los te laten, blijft de vloeistof geblokkeerd in de spier.
Intramusculaire injectie - loodrechttechniek
De meest gebruikte techniek voor een intramusculaire injectie is de loodrechttechniek. Hierbij wordt de naald loodrecht op het spierweefsel ingebracht door de strakgetrokken huid heen.
Steek de naald loodrecht onder een hoek van 90°in de huid. Gebruik voor subcutane injecties een dunne naald: diameter 0,4 - 0,6 mm.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Complicaties/Bijwerkingen
Na het spuiten kan een blauwe plek ontstaan. Deze verdwijnt na enkele dagen. Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn.
Een huidplooi kan worden genomen wanneer de afstand van het huidoppervlak tot de spieren vermoedelijk minder is dan de lengte van de naald.
De lengte van de naald is afhankelijk van de gebruikte techniek en van de dikte van de huid: Voor loodrechte subcutane injecties: 5 – 12mm. Bruine naald. Voor subcutane injecties (huidplooitechniek): 19 – 32mm.
Een intracutane injectie is een injectie in de huid. De injectie wordt gezet met een zeer kort naaldje. Deze methode wordt vaak gebruikt voor het geven van vaccins. De injectieplek is meestal de bovenarm of het bovenbeen, net als bij een intramusculaire injectie.
Het masseren van de plaats voor of na de in- jectie kan de opname van insuline versnellen en wordt niet algemeen aanbevolen. Het- zelfde geldt ook voor het nemen van een warm bad.
Buik (snelle insuline-absorptie)
De injectie gebeurt best op een handbreedte aan weerszijden van de navel. Bij meer zijdelingse injecties bestaat het risico op een intramusculaire injectie. Zelfs bij zwaarlijvige patiënten wordt het subcutane weefsel aanzienlijk dunner naar de zijkant toe.
5 Subcutane injectie
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Als alle vingers worden gebruikt bij het maken van de huidplooi, is er een groot risico dat ook de spier wordt opgetild. Daardoor kan er ongewenst een intramusculaire injectie worden gedaan.
Subcutane injecties worden toegediend in het onderhuidse vetweefsel, waar de vloeistof langzaam wordt opgenomen. Intramusculaire injecties gaan direct in het spierweefsel en de vloeistof komt snel in de bloedsomloop.
Veiligheidsnaalden voor intra- en subcutaan gebruik
Bij de uitvoering van een intracutane injectie kan er het best een dunne naald worden gebruikt met een diameter van 0,4 - 0,5mm, oftewel de oranje, bruine of grijze veiligheidsnaalden.
De rangeertechniek wordt bij het toedienen van etsende en stroperige vloeistoffen gebruikt om het terugvloeien van de vloeistof te voorkomen waardoor het subcutane weefsel kan worden beschadigd of pijn veroorzaakt wordt.
Injectie in de armen gebeurt bij voorkeur in het bovenste zijdelingse deel van de armen. Het onderhuids vetweefsel is hier bij de meeste patiënten voldoende om een subcutane injectie te geven. De injectie wordt bij voorkeur gegeven aan de zijkant en enigzins aan de achterkant van de arm.