Voor ongeslachtelijke voortplanting is maar 1 individu nodig, deze maakt een kopie van zichzelf. Dit gebeurt bijvoorbeeld vaak bij bacteriën of planten. Geslachtsgemeenschap, oftewel seks , is dus nodig voor een veel soorten om zich voort te kunnen planten. Hiervoor zijn een mannetje en een vrouwtje nodig.
Ongeslachtelijke voortplanting staat tegenover geslachtelijke voortplanting, waarbij altijd sprake is van twee ouder-organismen, en meestal van een zaadcel en eicel waarbij genetische informatie van de twee ouders wordt overgebracht op de nakomelingen.
Er zijn voordelen en nadelen aan de ongeslachtelijke voortplanting voor dieren. De vrouwtjes hoeven geen sekspartner te vinden om nakomelingen te krijgen en dat scheelt veel tijd en energie. Een ander voordeel is dat met deze vorm van voortplanting twee keer zoveel dieren voortbrengt.
Geslachtelijke voortplanting bij planten vindt plaats door stuifmeelkorrels. Bij ongeslachtelijke voortplanting, wat voorkomt bij planten, ontstaat uit één cel (of deel van een plant) een nieuwe plant. Hierbij zijn geen geslachtscellen betrokken.
Bestuiving vindt plaats wanneer insecten of kleine vliegende dieren zoals kolibries, bijen of vliegen stuifmeel van de ene plant naar de andere verplaatsen. Seksuele voortplanting vindt plaats wanneer stuifmeel van een mannelijke gameetbloem wordt afgezet op een vrouwelijke gametbloem.
Geslachtelijke voortplanting heeft als voordeel dat een populatie zich vrij snel kan aanpassen aan zijn omgeving. Het speelt volgens de evolutietheorie een belangrijke rol in de evolutie: door natuurlijke selectie zullen organismen met slechte genetische informatie zich minder snel voortplanten.
De Indische wandelende tak, sommige kevers, beerdiertjes en vele bladluizen, maar ook sommige hagedissen, salamanders en slangen zijn voorbeelden van soorten met maagdelijke voortplanting. Ook bij de komodovaraan schijnt sprake te zijn van parthenogenese en bij de haai is dit waargenomen.
Bevruchting is het daadwerkelijke samensmelten van een stuifmeelkorrel met de eicel. Bestuiving is daarentegen slechts het proces waarin de stuifmeelkorrel naar de eicel wordt toegebracht. Bestuiving kan leiden tot bevruchting. Na de bevruchting ontstaat er vervolgens een vrucht, zoals een appel, peer of framboos.
Als de omstandigheden gunstig zijn kunnen bacteriën zich elk half uur delen. Er moet dan voedsel en vocht zijn en de temperatuur moet goed zijn.
Succesvolle voortplanting omvat doorgaans geslachtsgemeenschap tussen een gezonde, seksueel volwassen en vruchtbare man en vrouw . Tijdens geslachtsgemeenschap worden spermacellen via de penis in de vagina geëjaculeerd, wat resulteert in bevruchting van een eicel om een zygote te vormen.
Nooit levensvatbaar
"Een dier en een mens liggen te ver van elkaar vandaan. De eitjes herkennen elkaar simpelweg niet." In een laboratorische setting zou het, volgens Curfs, mogelijk zijn om door dat schilletje te komen en een zaadcel dus in een eicel te krijgen.
Zelfbevruchting komt bij een enkele vissoort voor, maar het meest gebruikelijk is dat een mannetje de eitjes bevrucht. De bevruchting van de eitjes kan zowel inwendig als uitwendig gebeuren. Veel vissen paaien: het vrouwtje zet dan eieren af waarna het mannetje er overheen zwemt en de eieren bevrucht.
De ernstig bedreigde kleintandzaagvis kan zichzelf klonen, zo blijkt uit een nieuwe studie. Sommige jonge kleintandzaagvissen zijn genetisch gezien een kopie van hun moeder.
Aseksuele mensen kunnen seksuele relaties hebben.
Sommige aseksuelen masturberen, maar hebben nooit of zelden zin in seks met een partner. Sommige aseksuele mensen hebben langdurige niet-seksuele, maar wel fysieke relaties.
Ongeslachtelijke voortplanting gebeurt wanneer een plant zichzelf repliceren kan zonder de noodzaak van een ander organisme. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Knollen & bollen: Zoals gezien bij aardappels en tulpen, waarbij respectievelijk ondergrondse verdikte stengels of bladeren bijdragen aan nieuwe planten.
Dit proces, ook wel bekend als binaire fissie, wordt gevolgd door een groeifase waarin de bacteriën zich aanpassen aan hun omgeving en zich vermenigvuldigen, en eindigt met de dood van de bacterie, vaak als gevolg van veranderingen in de omgeving of het uitputten van voedingsstoffen.
Ontlasting bestaat voor ongeveer 40% uit dode bacteriën, dus dagelijks wordt er een paar honderd gram bacteriën aangemaakt. Je hebt meer bacteriën dan lichaamscellen, en die bacteriën vindt je in je mond, op je huid, in je longen , in en rond de urinewegen en in je maag en darmen.
Een groot probleem bij ongeslachtelijke voortplanting is het opstapelen van mutaties in het individu en in de populatie. Mutaties in genen bij de moeder kunnen bij het nageslacht niet gecompenseerd worden door niet gemuteerde genen van pa.
Wanneer een enkele bacterie zich voortplant, resulteert dit in twee identieke eencellige organismen, dochtercellen genoemd . Bacteriën planten zich voort door middel van binaire deling, wat betekent dat ze hun DNA kopiëren en zich vervolgens in tweeën splitsen.
Vanuit botanisch oogpunt is de appel geen vrucht maar een schijnvrucht. Een appel komt niet voort uit een bevrucht vruchtbeginsel, maar uit de bloembodem die als een verdikte laag het vruchtbeginsel omhult.
Jazeker! Bijen zijn in ons klimaat verreweg de belangrijkste bestuivende dieren (90 procent van de bestuiving) en van onze voedselgewassen is ongeveer 60 procent van deze bestuiving afhankelijk. Geschat wordt dat deze bestuiving in Nederland jaarlijks een miljard euro waard is.
Bestuiving is een fysiek proces waarbij de beweging van stuifmeelkorrels wordt bereikt door bepaalde fysieke factoren.Bevruchting is een biochemisch proces . Een eierstok is de plaats van bevruchting en een embryo is het product van bevruchting.
Parthenogenese komt van nature voor bij sommige planten, algen, ongewervelde diersoorten (waaronder rondwormen, sommige beerdiertjes, watervlooien, sommige schorpioenen, bladluizen, sommige mijten, sommige bijen, sommige Phasmatodea en parasitaire wespen ) en enkele gewervelde dieren, zoals sommige vissen, amfibieën en reptielen.
De goudhamster heeft van de zoogdieren de kortste draagtijd, namelijk 16-18 dagen. Van de grotere dieren hebben alleen de buideldieren een nog kortere draagtijd, maar daar blijft het jonge diertje nog lang in de buidel van de moeder totdat het volgroeid is.
In de literatuur zijn geen zwangerschapsgevallen gemeld die zich ontwikkelden door zelfbevruchting bij mensen . Autobevruchting werd echter wel aangetroffen bij zoogdierlijke hermafrodieten zoals het tamme konijn.