Regelmatige en onregelmatige werkwoorden zijn in principe hetzelfde als zwakke en sterke werkwoorden. Je kan regelmatige werkwoorden namelijk vervoegen volgens de regels, maar dit is bij onregelmatige werkwoorden niet het geval. Deze woorden moet je uit je hoofd leren.
Een onregelmatig werkwoord heeft in de vervoegingen of in een andere tijd een klinkerwisseling.Bij regelmatige werkwoorden gebruik je de normale uitgangen.
Als het werkwoord veranderd van de verleden tijd naar tegenwoordige tijd en andersom is het een sterk werkwoord (sterk genoeg om te veranderen). Bijvoorbeeld: ik liep -> ik loop. Als het werkwoord niet veranderd in verschillende tijden is het een zwak werkwoord (te zwak dus kan niet veranderen).
Een voorbeeld van een onregelmatig werkwoord is 'lopen'. In de verleden tijd wordt 'lopen' 'liepen'. Als 'lopen' wordt gebruikt als voltooid werkwoord verandert de 'ie' klank weer naar de 'o' klank, namelijk 'gelopen'.
Werkwoorden zijn regelmatig als ze in de verleden tijd dezelfde stam hebben als in de tegenwoordige tijd. De stam is de vorm die we horen als we de infinitief uitspreken en daarbij de uitgang -en (soms -n) weglaten.
Sommige werkwoorden zijn 'half onregelmatig': ze hebben gedeeltelijk een zwakke en gedeeltelijk een sterke vervoeging: bakken - bakte - gebakken. lachen - lachte - gelachen.
Een regelmatig werkwoord is een werkwoord waarvan het simple past en voltooid deelwoord worden gevormd door het toevoegen van het achtervoegsel "-ed" (bijv. "walk" wordt "walked"). In tegenstelling tot regelmatige werkwoorden zijn onregelmatige werkwoorden werkwoorden waarvan het simple past en voltooid deelwoord op een andere manier worden gevormd dan door "-ed" toe te voegen aan de infinitief van het werkwoord.
Een werkwoord waarbij de verleden tijd niet gevormd wordt door de gebruikelijke -ed uitgang toe te voegen. Voorbeelden van onregelmatige werkwoorden zijn sing (verleden tijd sang); feel (felt); en go (ging) .
Hoe werkt het kofschip? Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t.
Veel werkwoorden kun je in het Frans gelukkig volgens vaste regels vervoegen, er zijn echter ook een paar werkwoorden die heel vaak voorkomen die onregelmatig zijn: de bekendste zijn (naast être en avoir) faire en aller.
Antwoord. Ervoer is in elk geval standaardtaal. Ervaarde is een recentere vorm, die nog niet voor iedereen acceptabel is. Het is onduidelijk of we ervaarde al tot de standaardtaal kunnen rekenen.
Als de laatste letter van de stam van het werkwoord voorkomt in “'t exkofschip“, zoals bij de stam van het werkwoord werken (werk), dan eindigt het voltooid deelwoord op een –t: gewerkt.
Zwakke werkwoorden zijn woorden die niet van klank veranderen in de verleden tijd. Dus bijvoorbeeld pakken wordt pakte. Dit in tegenstelling tot sterke werkwoorden: die veranderen wel van klank. Een voorbeeld is lopen.
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
Let goed op, want reizen is een zwak werkwoord. We zien hier in het hele werkwoord dat het met een z wordt geschreven maar in ons voorbeeld schrijf je het met een s, dus dan krijgen we gereisd met een d.
– voltooid/voltooit: 'ik voltooide' is met een 'd', dus 'voltooid' eindigt ook op een 'd'. – geleefd/geleeft: 'ik leefde' is met een 'd', dus 'geleefd' eindigt ook op een 'd'.
Voorbeelden van onregelmatige werkwoorden: lopen, loopt, liep, liepen, gelopen. zwemmen, zwemt, zwom, zwommen, gezwommen. breken, breekt, brak, braken, gebroken.
Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden waarvan het simple past en voltooid deelwoord worden gevormd door het toevoegen van het achtervoegsel "-ed" (bijv. "walked"). Onregelmatige werkwoorden zijn werkwoorden waarvan het simple past en voltooid deelwoord op een andere manier worden gevormd dan door het toevoegen van het achtervoegsel "-ed" (bijv. "sat").
Onregelmatige beenderen. Dit zijn botten die heel veel verschillende gewrichtsvlakken of uitsteeksels hebben. Denk aan de ruggenwervels of hand- en voetwortelbeentjes.
Voorbeelden van regelmatige werkwoorden zijn: bedelen, bedriegen, joggen, springen, braden, trouwen, leven, lachen, hoesten , etc.
500 Regelmatige werkwoorden – Engelse lijst met regelmatige werkwoorden A accepteren toestaan applaudisseren bijvoegen toevoegen amuseren waarderen aanvallen bewonderen analyseren goedkeuren proberen toegeven aankondigen argumenteren aanwezig zijn adviseren ergeren regelen aantrekken veroorloven antwoorden arresteren vermijden akkoord gaan verontschuldigen aankomen alert verschijnen vragen B terug bedelen koken remmen bakken zich gedragen bom tak evenwicht horen ...