Bij een taalstoornis kan iemand zijn gedachten niet meer omzetten in woorden, zinnen en een verhaal; er kunnen problemen zijn met het begrijpen van gesproken en geschreven taal. Een spraakstoornis betreft alleen de spraak: woorden en zinnen worden niet goed of niet duidelijk uitgesproken.
Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is een neurocognitieve ontwikkelingsstoornis. Dit betekent dat taal in de hersenen minder goed wordt verwerkt. Een kind met TOS heeft bijvoorbeeld grote moeite met praten of het begrijpen van taal. De taal- en spraakontwikkeling verloopt hierdoor anders dan bij leeftijdsgenoten.
De wijze van diagnose van een spraakstoornis hangt af van het type spraakstoornis (stotteren, dysarthrie, verbale ontwikkelingsdyspraxie, verbale apraxie, stemstoornissen ...). In de meeste gevallen zal een logopedist en/of arts betrokken zijn bij de diagnosestelling.
Bij een dysartrie kan men de woorden en zinnen wel formuleren, maar worden ze niet goed en duidelijk uitgesproken. Ook het ademhalen kan bij een dysartrie bemoeilijkt worden en de stem kan anders klinken. De communicatie bij mensen met dysartrie is gestoord, omdat ze moeilijk te verstaan zijn.
Als u onduidelijk spreekt of bepaalde klanken niet goed uit kunt spreken, noemen we dit een spraakprobleem. Afhankelijk van de oorzaak is behandeling mogelijk door een neuroloog of KNO-arts. Hierbij wordt vaak een beroep gedaan op een logopedist voor aanvullende tests en behandeling.
Te weinig beheersing tong- en mondmotoriek
Gaat de tong de verkeerde kant op, dan ontstaat er een spraakgebrek. Om goed te kunnen praten, heeft u namelijk een goede beheersing van de wangen, lippen én tong nodig.
Hoe ontstaat afasie? Afasie ontstaat door hersenletsel. De oorzaak van zulk hersenletsel is meestal een bloedvataandoening. Soms is een verwonding van de hersenen (hersentrauma) of een gezwel in de hersenen (hersentumor) de oorzaak.
Om een diagnose te kunnen stellen, worden verschillende onderzoeken gedaan door verschillende specialisten met een ander expertisegebied: een uitgebreid taalonderzoek (logopedist) een onderzoek naar de verstandelijke mogelijkheden (psycholoog of orthopedagoog) een neurologisch onderzoek (kinderneuroloog)
Kinderen met een TOS laten bijvoorbeeld nooit repeterend of compulsief gedrag zien, terwijl dit kenmerkend is voor ASS. In haar lezing onderscheidt Ingrid Feiter sociale communicatieve taalvaardigheden van pragmatische taalvaardigheden.
Bijna altijd is er na het ontstaan van afasie enig spontaan herstel van de taal. Zelden of nooit is dat herstel volledig. Toch is er met veel oefenen, telkens weer proberen en volhouden vaak enige verbetering te verkrijgen.
De definitie van TOS is als volgt: 'Een TOS wordt gedefinieerd als een beperking in taalbegrip en/of taalproductie waarbij de taalproblemen niet kunnen worden verklaard door aantoonbaar hersenletsel, intelligentieproblemen, gehoorverlies, lichamelijke problemen of sociaal-emotionele problemen.
Een blootstellingsachterstand kan een kind nog inhalen; een taalstoornis blijft. Ongeveer 75% van de kinderen die op 5-jarige leeftijd een diagnose TOS heeft, heeft die diagnose op 12-jarige leeftijd nog steeds. Kinderen met TOS vormen een gevarieerde groep.
Kinderen die een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben of slechthorend, doof of doofblind zijn, hebben recht op passend onderwijs. 'Regulier als het kan, speciaal als het moet', zegt de Wet passend onderwijs.
Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Dit betekent dat taal in de hersenen minder goed wordt verwerkt. Een kind met TOS vindt het bijvoorbeeld moeilijk om taal te begrijpen of heeft moeite met praten.
Afasie is een taalstoornis, iemand met een afasie kan de taal minder goed gebruiken dan voorheen. Verschillende of alle onderdelen van het taalsysteem kunnen verstoord zijn. Denk hierbij aan het spreken, het begrijpen van een gesprek, het begrijpen van wat u leest, en/of het schrijven. Afasie is géén spraakstoornis.
Een taalontwikkelingsstoornis is niet te genezen maar een goede en liefst vroege behandeling kan een kind leren om beter met taal om te gaan zodat het zich beter kan redden.
Injectie met pijnstillers of botox in een spier of verschillende spieren. Behandeling via het bloedvat vanuit de lies of arm waarbij we bijvoorbeeld dotteren of een stent plaatsen. In sommige gevallen combineren we deze behandeling met een IVUS.
Er is sprake van TOS samenhangend met 'X' als er naast de taalproblemen een duidelijk aanwijsbare en/ of vastgestelde ontwikkelings- of zintuiglijke stoornis bestaat. In alle andere gevallen spreken we van TOS. De toevoeging specifieke TOS wordt hierbij losgelaten.
Hulp bij taalachterstand
Als je merkt dat je kind meer hulp nodig heeft, kun je contact opnemen met een logopedist in de buurt. Zij kan je kind een periode helpen bij het ontwikkelen van de taal. Als ouder ben je vaak aanwezig bij de behandeling, zodat je thuis ook aan de slag kunt met de oefeningen van de logopedie.
Kinderen met een taalontwikkelingsachterstand herken je aan het feit dat hun taalontwikkeling langzamer gaat dan gemiddeld bij leeftijdsgenoten. Ze leren onder andere langzamer praten, hebben meer moeite met het begrijpen van andere mensen en hun woordenschat is kleiner.
Vooral de letter R is voor veel kinderen lastig: deze wordt vaak vervangen door de L, J of W. Het kan ook zijn dat je kind zijn ademhaling op een verkeerde manier gebruikt als hij iets praat. Slissen of lispelen betekent dat de sisklanken – de S en de Z – verkeerd worden uitgesproken.
Vaak is dit het gevolg van een neurologische aandoening, bijvoorbeeld een beroerte, Multiple Sclerose of de ziekte van Parkinson. Ook overmatige spanning, zoals in een drukke periode met veel zorgen of stress, kan voor problemen zorgen.
Bij broddelen horen veel kenmerken, zoals: snel spreken (en onregelmatige spurts in de spraak), over woorden struikelen, woorden in elkaar schuiven, veel "uh's", herhalingen, onduidelijk spreken, veel stopwoordjes, weinig pauzes, enzovoort. Met een juiste diagnose kunnen veel mensen die broddelen worden geholpen.