Analogieën vergelijken twee verschillende dingen op basis van gedeelde eigenschappen, terwijl metaforen directe symbolische gelijkenissen creëren tussen twee ongelijksoortige concepten zonder het gebruik van “als” of “zoals”.
Wat wordt bedoeld met een metafoor? Een metafoor is een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont. Zo is het schip der woestijn een metafoor voor een kameel: de kameel wordt vergeleken met een schip.
Een vergelijking heeft de volgende structuur: A is [eigenschap] als B. Bij een metafoor ontbreekt het verbindingswoord en blijft de overeenkomende eigenschap vaak wat minder expliciet, bijvoorbeeld: hij is een kwartel. Hier geldt de structuur: A is B.
De tweede vorm van beeldspraak is de metafoor . Hierbij gebruikt de schrijver een ander woord dan wat hij bedoelt met dezelfde betekenis als het bedoelde. Een metafoor lijkt veel op een als-vergelijking. Het verschil is dat in een metafoor er geen gebruik wordt gemaakt van als en het bedoelde wordt niet genoemd.
Een goede metafoor is een vorm van beeldspraak, waarbij je een (abstracte) situatie vergelijkt met een beeld of een verhaal. Dat werkt een stuk makkelijker in het overbrengen van de betekenis. Bovendien doorbreek je bestaande denkpatronen.
Leerkrachten die bijvoorbeeld metaforen of analogieën gebruiken bij het aanbieden van nieuwe lesstof elaboreren. Ze zorgen ervoor dat hun leerlingen dieper moeten nadenken over wie-, hoe-, wat- en waarom-vragen.
Een metafoor kan je helpen om gevoelens onder woorden te brengen. Vaak is de boodschap verborgen, maar voel je wel aan wat ermee bedoeld wordt. Een metafoor is een mooi hulpmiddel om extra betekenis toe te voegen aan de taal of op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken.
Metafoor en metonymie, de twee hoofdvormen van beeldspraak
Bij metonymie is er een verband vanuit de (materiële) werkelijkheid, bij metaforen bestaat dit verband alleen in de menselijke geest.
Metaforen geven eigenlijk een chunking zijwaarts van het één naar het ander. Ze maken vergelijkingen en leggen verbindingen die al dan niet voor de hand liggen. Kinderboeken en sprookjes zitten vol met metaforen. Het verhaal stimuleert het kind om vanuit eigen kracht situaties aan te gaan.
Het symbool ontstaat meestal op grond van een metonymie (concreet voor abstract ..., bv.staf voor macht) of een metafoor (analogie van beeld en begrip, bv.lelie voor zuiverheid). In tegenstelling tot de allegorie is het eerder het resultaat van een gevoelsgeladen, dan van een rationeel proces.
metafoor (zn) : beeldspraak, zinnebeeld.
Een metafoor is beeldspraak die berust op een vergelijking. Je omschrijft iets door het te vergelijken met iets anders, dat lijkt op datgene wat je bedoelt. Jullie gedragen je als kleuters en in je kamer is het net zo'n bende als in een stal met zwijnen.
Visuele metaforen zijn begrippen uitgebeeld in simpele iconische plaatjes.
Voorbeelden van beeldspraak
Hij ging er vandoor als een bliksemschicht. Ik kookte van woede. Zij zet de bloemetjes buiten. Dat is een schat van een kind.
Aanduiding voor een sluimerende of gelexicaliseerde metafoor, zoals 'tafelpoot' of 'voet van de berg'.
Metonymie is een vorm van figuurlijk taalgebruik. Een voorbeeld: 'Ik kocht een enkele reis.' Je bedoelt dan niet letterlijk dat je een reis kocht, maar een káártje voor een enkele reis. Je zegt dus eigenlijk net iets anders dan wat je bedoelt.
Veel voorkomende vormen van beeldspraak zijn vergelijking, allegorie, personificatie en symbool.
Metafoor en personificatie
Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat echt is) ontbreekt in een zin. Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn metaforen. Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet voorwerp of iets abstracts.
Het zand was als een vloerkleed.Ik voel me als een kleuter die een basketbal wil vastgrijpen.Zomernachten die even warm en zacht waren als de buik van konijnenjongen.
Gelijkenis die samenhangt met overeenkomst in functie en niet met de afstamming van een gemeenschappelijke voorouder. Bijv. De vleugel van een vlinder is analoog aan de vleugel van een vogel.
Als je een analogie moet oplossen, moet je meestal 1 of 2 woorden aanvullen. Als je 1 woord moet invullen, is het makkelijker. Want dan kan je de relatie tussen twee woorden vinden. Vervolgens kijk je welk woord diezelfde relatie met het gegeven woord heeft.
ana-logos = overeenkomstig (een woord of gedachte). In algemene zin kan analogie beschreven worden als een gedeeltelijke overeenkomst tussen twee of meer gegevens, die waargenomen wordt tegen een achtergrond van afwijkende kenmerken en die eventueel als basis dient voor een redenering of conclusie.