De hyperbool is het tegenovergestelde van het understatement.
Een hyperbool is een stijlfiguur waarbij iets opzettelijk in grote mate wordt overdreven. Het beoogde effect is versterkend en vaak ironisch of komisch.
Het gebruik van stijlfiguren is handig wanneer jij een pakkende tekst wilt schrijven of een speech houdt. Voorbeelden van stijlfiguren zijn een metafoor, pleonasme, tautologie en de hyperbool. Een andere veelgebruikte manier om een tekst leven in te blazen is door middel van beeldspraak.
Een eufemisme is een verzachtend woord. Een understatement is een verzwakte mededeling.
Bij het oxymoron (de klemtoon ligt op mo) gaat het om twee begrippen die op het eerste gezicht niet samen lijken te gaan, al worden ze wel zo gepresenteerd. Een bekend voorbeeld is 'Er viel een oorverdovende stilte. ' Dat is eigenlijk gek: oorverdovend hoort juist bij lawaai.
Een tautologie is een woordcombinatie waarin een begrip twee keer of meer wordt genoemd. Ze bestaat doorgaans uit twee of meer woorden van dezelfde woordsoort, vaak met en of of(te) ertussen. Voorbeelden zijn eenzaam en alleen, pracht en praal en niettemin toch.
Een litotes is een stijlfiguur waarbij men door middel van een ontkenning of een verkleinvorm iets schijnbaar verkleint of afzwakt, maar juist met de bedoeling het des te sterker te doen uitkomen.
Een anafoor is een stijlfiguur, die bestaat uit het herhalen van steeds weer een of meerdere woorden aan het begin van elkaar opvolgende zinnen of zinsdelen. Deze stijlfiguur is veelgebruikt in de retoriek.
Wat wordt bedoeld met een metafoor? Een metafoor is een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont. Zo is het schip der woestijn een metafoor voor een kameel: de kameel wordt vergeleken met een schip.
hyperbool: v. (... bolen), overdrijving; grootspraak.
De hyperbool is een overdrijving. Hiermee kun je extra nadruk leggen op een gevoel of een emotie. Je moet een hyperbool niet letterlijk nemen; kijk maar eens naar de volgende voorbeelden: Ik lach me dood!
Eufemismen worden gebruikt ter vervanging van aanduidingen die men bedreigend, kwetsend, onfatsoenlijk, onaangenaam of in een andere zin te negatief vindt. Voorbeelden: zelfdoding of suïcide in plaats van zelfmoord, kleine mens in plaats van dwerg, niet erg slim in plaats van dom.
Bij een pleonasme herhaal je vaak een deel van de betekenis van een woord. Meestal gebeurt dit door een combinatie van een bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord of een werkwoord. Voorbeelden hiervan zijn: ronde bal, omlaag vallen, weer hervatten, aanwezige bezoekers, valse voorwendsels.
Bij alliteratie (door het veelvoudig gebruik in de Germaanse literatuur ook wel Germaans rijm genoemd) zijn de eerste klinkers of medeklinkers van twee of meer beklemtoonde woorden hetzelfde. De woorden staan vaak naast of dicht bij elkaar, maar dit is geen harde eis.
De termen pleonasme en tautologie hebben allebei betrekking op het gebruiken van verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen. Het zijn dus allebei gevallen van 'twee keer hetzelfde zeggen'. Als dat bewust en met een reden gebeurt, vallen pleonasmen en tautologieën onder de stijlfiguren.
Een climax is een veelgebruikte stijlfiguur voor een hoogtepunt waarnaar wordt toegewerkt doordat in een opsomming (enumeratie) van gelijksoortige elementen hun betekenis steeds in kracht toeneemt.
Climax: Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden. Bijvoorbeeld: Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.
De betekenis van alliteratie is dat de beklemtoonde beginklank van opvolgende woorden hetzelfde is. Bijvoorbeeld: 'Wie weet waar Willem woont? '. In de literatuur worden alliteraties gebruikt om de tekst tot leven te brengen.
Deze vorm van dubbele ontkenning wordt gebruikt als een stijlfiguur om iets te benadrukken door het tegendeel te ontkennen. Dit stijlmiddel heet ook litotes.
Prolepsis, ook vooropstelling of voorafname is een stijlfiguur waarbij het zinsdeel dat de aandacht moet krijgen als eerste wordt genoteerd.
Letters die kleuren hebben, geluiden met een smaakje: twee voorbeelden van het verschijnsel synesthesie. In het brein van mensen met synesthesie bestaat een sterke koppeling tussen de hersengebieden die informatie verwerken van verschillende zintuigen.
Bij een pleonasme wordt een eigenschap van iets dubbel uitgedrukt. Een pleonasme bestaat uit twee woordsoorten, vaak een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord drukt een eigenschap uit die al besloten ligt in het zelfstandig naamwoord. Denk bijvoorbeeld aan witte sneeuw.
Een pleonasme ontstaat als je een bepaalde eigenschap nog eens extra omschrijft (dubbel). Voorbeelden: de witte sneeuw, gele zonnebloemen of de mondelinge bespreking. Een contaminatie ontstaat als je twee woorden of uitdrukkingen door elkaar haalt.
Het verschil tussen het pleonasme en een tautologie is dat er bij het pleonasme iets wordt gezegd vóór het woord, wat het woord zelf al uitdrukt (denk aan de houten stam). Bij een tautologie wordt er hetzelfde gezegd met een ander woord.