In de celkern is vrijwel al het DNA van het organisme opgeslagen. Het DNA regelt de productie van eiwitten, die maken dat het hele organisme kan functioneren: alle erfelijke eigenschappen worden aangestuurd door informatie uit de celkern. Hierdoor wordt de celkern ook wel gezien als het 'controlecentrum' van de cel.
In alle cellen van je lichaam zitten even veel (46) chromosomen. Chromosomen zijn gedurende het grootste deel van de celcyclus gewoon DNA. Elke cel van je lichaam bevat 46 strengen DNA of 46 chromosomen. De chromosomen komen paarsgewijs voor, de zogenaamde homologe chromosomen.
Als cellen delen maken ze nieuwe cellen. Een enkele cel deelt en maakt zo twee cellen, en als deze cellen delen zijn er vier cellen, enzovoorts. We noemen dit proces 'celdeling' en 'celvermeerdering', omdat er nieuwe cellen gevormd worden als oude cellen delen.
Poortwachter op microniveau. Het celmembraan speelt een belangrijke rol in allerlei processen binnen en tussen cellen. Het bepaalt bijvoorbeeld wat er aan water, ionen en andere stoffen de cel in- en uitgaat en heeft een signalerende functie.
De celkern (nucleus) ligt in het cytoplasma van de cel en is het informatie- en besturingscentrum van de cel. De celkern is het organel in de cel, waarin de erfelijke informatie (DNA) is opgeslagen. Het kernmembraan (kernenvelop) om de celkern is verbonden met het membraan van het ruw endoplasmatisch reticulum (ER).
Enkel water kan door het membraan en gelijke concentratie aan beide zijden moet bijgevolg bereikt worden door verplaatsing van water. Er stroomt dus water van de oplossing met lage concentratie aan opgeloste stoffen naar die met hoge.
De celkern is een rond of ovaal lichaampje, dat meestal middenin de cel ligt. De celkern blijkt bij vele levensprocessen een onmisbaar onderdeel van de cel te zijn. Lichaamscellen zonder celkern (de rode bloedlichaampjes) hebben maar een zeer beperkte stofwisseling en zijn niet in staat tot groei of deling.
In alle cellen van ons lichaam zit een celkern die ons DNA bevat. De enige uitzondering is de rode bloedcel; die heeft geen celkern.
De celkern
Cellen van schimmels, planten en dieren hebben een celkern. De kern regelt eigenlijk alles binnen de cel. Om de kern zit het kernmembraan met daarbinnen het kernplasma. In de kern zitten de chromosomen.
Sommige cellen blijven enkele uren in leven, zoals sommige witte bloedcellen of maar 2 tot 3 dagen, zoals de epitheelcellen van onze maag. Andere cellen blijven ongeveer 4 maanden in leven (zoals rode bloedcellen) of zelfs 8 tot 10 jaar (zoals de cellen van ons skelet).
Alle cellen in je lichaam zijn ontstaan uit stamcellen. Als een stamcel zich deelt, ontstaan voorlopercellen, dat noemen we ook wel onrijpe cellen. Voorlopercellen ontwikkelen zich tot gespecialiseerde cellen die zichzelf weer kunnen delen.
Cellen maken voortdurend nieuwe stoffen en ruimen oude stoffen op om hun stofwisseling draaiende te houden. Je moet het zo voor je zien. Het binnenste van een cel zit tjokvol eiwitten en andere moleculen die op elkaar botsen. Tijdens die botsingen ontstaan nieuwe moleculen of worden oude juist afgebroken.
Prokaryoten zijn alle organismen zonder celkern, dus de bacteriën en de archaea. Eukaryoten zijn alle organismen met een celkern, dus alle dieren, planten, schimmels en protisten.
DNA is de belangrijkste drager van ons erfelijk materiaal. Het is het molecuul dat bepaalt welke haar- of huidskleur je hebt, maar ook welke erfelijke ziekten je kan krijgen.
Bij Eukaryoten (de "hogere" organismen zoals planten, dieren, schimmels en protisten) bevindt zich het belangrijkste DNA in de celkern (nucleus - vandaar ook nucleïnezuur). Daarnaast is er DNA in de mitochondriën (het mtDNA) en de eventueel aanwezige plastiden (het cpDNA).
Om te overleven heeft een cel energie nodig. Mitochondria zijn een soort kleine energiecentrales die zorgen voor energie aanvoer van de cel. Ze verbranden glucose met behulp van zuurstof. Bij deze reactie komen energie, in de vorm van ATP (adenosinetrifosfaat), en koolstofdioxide vrij.
Hoeveel cellen telt ons lichaam? Het menselijk leven begint met één bevruchte eicel, maar daarna gaat het aantal cellen razendsnel omhoog. We tellen er tegen dat we volwassen zijn zo'n 30 tot 37,2 biljoen — of dus meer dan 30.000 miljard.
Een bacterie is een cel zonder celkern en wordt ook wel een micro-organisme genoemd. Ze zijn zo klein, dat ze nog net met de lichtmicroscoop te zien zijn. Bacteriën zien er onder de microscoop uit als bolletjes, staafjes of spiraaltjes.
Bacteriën en archaea zijn eencellig en hebben geen celkern.
DNA bevindt zich in cellen in de vorm van chromosomen. Chromosomen kunnen miljoenen baseparen bevatten. Door middel van de replicatie wordt het DNA in een chromosoom gekopieerd. De replicatie gaat vooraf aan de celdeling.
Een menselijke cel is ongeveer 10 micrometer groot.
Cytoplasma of celvocht
In de cel bevindt zich een vloeistof, cytoplasma genoemd, waarin alle celonderdelen liggen. Het cytoplasma is een waterige oplossing van eiwitten, mineralen en suikers, die het inwendige van de cel beschermt.
Door osmose zal de vloeistof met daarin een lagere concentratie opgeloste stoffen via het half doorlatend membraan naar de vloeistof met een hogere concentratie opgeloste stoffen stromen totdat er een evenwicht ontstaat in het percentage opgeloste stoffen aan beide kanten van het membraan.
Het celmembraan, plasmamembraan, plasmalemma of membrana cellularis is een biologische structuur die de binnenkant van een cel scheidt van de buitenkant. Celmembranen zijn opgebouwd uit een dubbele laag van fosfolipiden en bevatten sterolen die nodig zijn voor de beweeglijkheid en integriteit van de membraan.