Blaasretentie kan chronisch of acuut zijn. Chronische retentie is doorgaans pijnloos. Het kan leiden tot recidiverende infecties, incontinentie, overactieve blaas en beschadiging van de m.detrusor.
Raadpleeg dringend een arts als je niet meer kunt plassen, want een spoedige behandeling is nodig. Bij chronische urineretentie moet verder onderzoek gebeuren. De arts zoekt naar de onderliggende oorzaak en bepaalt een eventuele behandeling.
Medicijnen. Uw arts kan u medicijnen voorschrijven om de symptomen van uw urineretentie onder controle te krijgen. Sommige van deze medicijnen werken op de spieren die voor het plassen nodig zijn, andere op het wegnemen van de obstructie.
Als u niet meer zelf plast: 4 tot 6x daags katheteriseren. Per keer mag het niet meer zijn dan 500 cc. Als dat wel zo is, dan moet u een keer extra katheteriseren.
Het is niet erg om een keer wat langer te wachten om naar het toilet te gaan, maar het is beter om dit niet te vaak te doen. De plas ophouden kan op lange termijn namelijk leiden tot een overactieve blaas en kan bovendien zorgen voor nierproblemen.
Al met al is er onvoldoende bewijs in de literatuur om een goed onderbouwd advies te geven over de duur van de katheterbehandeling bij mannen met bemoeilijkte mictie en acute urineretentie. De werkgroep handhaaft het eerdere advies om de katheter 48 tot 72 uur in situ te laten.
Om urineretentie te voorkomen, is het is heel belangrijk dat urine niet te lang in de blaas blijft, omdat dit kan leiden tot overrekking van de blaas. Bovendien kan urine oud worden, waardoor dit kan leiden tot infectie.
De behandeling van acute urineretentie is katheterisatie; daarna volgt verdere diagnostiek. Acute urineretentie bij de vrouw komt niet vaak voor. In de literatuur wordt een jaarlijkse incidentie beschreven van 0,87 per 1000 mannen en van 0,07 per 1000 vrouwen in de bevolking.
Het gevoel dat je blaas niet leeg is. Vaak moeten plassen. 's Nachts moeten plassen. Urineverlies: urine-incontinentie.
Het gebruik van geneesmiddelen kan een nadelige invloed hebben op de continentie. Anticholinergica, zoals tricyclische antidepressiva, antipsychotica, urologische anticholinergica en alfablokkers kunnen aanleiding geven tot urineretentie met overloopincontinentie tot gevolg.
Tolterodine ontspant de spieren van de blaas. De blaas kan hierdoor meer urine bevatten. U hoeft minder vaak te plassen. Bij urine-incontinentie, als u vaak aandrang heeft en steeds maar weinig plast.
Wat is het? Als het niet lukt om de blaas goed leeg te plassen, blijft er urine in de blaas achter. Dit heet blaasretentie. Doordat je blaas niet goed doorspoelt, kan er een blaasontsteking ontstaan, die zelfs tot een ontsteking van de nierbekkens kan leiden.
Urineretentie is een ophoping van urine in de blaas, omdat men niet meer kan plassen of slechts kleine beetjes plast. Retentie betekent letterlijk: vasthouden. Als u opeens niet meer kunt plassen (acute urineretentie) kan er pijn ontstaan, omdat de blaaswand uitrekt.
De nieren zijn belangrijke organen. Ze kunnen meten of het lichaam voldoende, te veel, of te weinig vocht heeft. Is er te veel vocht in het lichaam, dan maken ze veel urine en als er een tekort is, dan maken ze maar weinig urine aan. Veel drinken betekent dus ook veel plassen.
Uw uroloog kan bepalen dat u vaker moet katheteriseren. Als de hoeveelheid achtergebleven urine 's ochtends èn 's avonds minder is dan 100 ml., mag u stoppen met zelfkatheterisatie na overleg met de uroloog. De techniek van zelfkatheteriseren Het zelfkatheteriseren gebeurt in staande houding.
Bij volwassenen varieert de blaasinhoud van 350 tot 500 milliliter. Als deze hoeveelheid urine in de blaas zit, krijgt u meestal het gevoel dat u moet plassen. U reageert op deze aandrang door de blaas te legen.
Doorgaans geldt als regel: als er 100- 200 milliliter (ml) urine achterblijft, moet u een keer per dag katheteriseren, bij 200- 300 ml twee maal, bij 300- 400 ml drie keer per dag en zo verder.
Als het niet lukt de katheter in te brengen, probeer dan eerst te ontspannen. Het is dan vaak de sluitspier die de doorgang belemmert. U kunt bijvoorbeeld een paar keer hoesten of wat lichte druk uitoefenen op de katheter zodat de sluitspier zich ontspant en u de katheter voorbij de sluitspier kunt schuiven.
Veel mannen krijgen vanaf 40 jaar problemen met plassen, zoals vaker plassen, een zwakkere straal en nadruppelen. Dit heeft meestal te maken met veranderingen van de blaas, prostaat en bekkenbodem. Genoeg bewegen en minder drinken helpen vaak. Oefeningen voor de bekkenbodem kunnen helpen.
Zeldzame ziekte bij jonge vrouwen, waarbij de sluitspier niet goed kan ontspannen met als gevolg moeilijk of zelfs niet kunnen plassen.
Wanneer je je plas ophoudt, houd je bijna een halve liter vocht vast. En dat vocht vasthouden kan serieuze gevolgen hebben. Behalve nierfalen kan je blaas bijvoorbeeld letterlijk barsten.
richt je persduk op de anus en niet op je hoofd. als de ontlasting dan nog niet komt kantel je je bekken 10 keer achterover en adem je rustig uit. Als de ontlasting niet komt terwijl je toch wel behoorlijke drang hebt dan kun je beter 10 minuten intensief gaan bewegen. Probeer het daarna nog eens.
Normaal gesproken plassen we per 24 uur ongeveer zes á zeven keer, waarvan soms één keer 's nachts. Als u vaker moet plassen – misschien wel ieder uur- dan spreken we van een overactieve blaas.