Het cirkelmodel helpt bij een zorgvuldige oordeels- en besluitvorming en leidt tot concrete stappen in situaties waarbij niet duidelijk is of het kind veilig is. Het Cirkelmodel kan worden ingezet bij het werken met gezinnen of als deskundigheidsbevordering.
Het "cirkelmodel onderwijs in beeldende kunst en vormgeving" is de visualisering van een ponerend en taakstellend document (leerplan) dat zich richt op de leeftijdscategorie 4 -14 jaar (de periode waarin álle leerlingen verplicht beeldend onderwijs volgen).
Cirkelen is een inclusieve werkvorm die ervoor zorgt dat iedereen, ongeacht het karakter, uitgenodigd wordt om te delen. In deze vorming leren we een goeie veilige basis installeren om tot spreken te komen om verder te kunnen bouwen wanneer moeilijke gesprekken zich aandienen.
Simpel gezegd is cirkelen een andere manier om een gesprek te voeren. In tegenstelling tot onze gebruikelijke manier van communiceren, die een beroep doet op het geheugen en ons terugtrekt in het verleden of vooruit in de toekomst, brengt cirkelen ons naar de rand van het huidige moment .
Het is een vorm van gesprek in een grote groep waarbij iedereen aandachtig en respectvol luistert naar elkaar zonder commentaar te geven of in te gaan op elkaars verhaal. Iedereen spreekt vanuit zichzelf. Iedereen krijgt de tijd die hij/zij nodig heeft om over een bepaald onderwerp iets te zeggen.
Het creatieve proces draagt bij aan de ontwikkeling van de creativiteit. Uitgangspunt is een vraagstuk of probleem, vervolgens wordt het creatieve proces in vier fasen doorlopen: oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren.
De belangrijkste beeldaspecten zijn: vorm, kleur, lijn, licht, compositie en ruimte. Materiaal en techniek zijn geen beeldaspecten, maar vormen samen ermee de beeldende middelen. De stof die je geleerd hebt komt terug in een kunstbeschouwingsopdracht en een toets.
Werken aan creativiteit en expressiviteit is van grote waarde voor de ontwikkeling van kinderen. Met onderwijs in kunstzinnige oriëntatie leren kinderen hun gevoelens en ervaringen uit te drukken, te reflecteren op hun eigen werk en dat van anderen en kunst te waarderen.
De Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) geeft aan dat een kunstvak (dans, drama, beeldend of muziek) verplicht is. Dit blijkt niet duidelijk uit het examenprogramma kunstvakken 1. Dit examenprogramma stelt alleen de deelname aan vier culturele activiteiten verspreid over de kunstdisciplines verplicht.
Handvaardigheid is een term die vaak wordt gebruikt in het onderwijs en verwijst naar de vaardigheid om handmatig en creatief werk te verrichten, zoals tekenen, schilderen, beeldhouwen, weven, naaien, houtbewerking, keramiek en andere ambachten.
Visuele hulpmiddelen zijn die instructieve hulpmiddelen die in de klas worden gebruikt om leren te stimuleren en het makkelijker en motiverender te maken. Het materiaal zoals modellen, grafieken, filmstrips, projectoren, radio, televisie, kaarten etc. worden instructieve hulpmiddelen genoemd.
Nu omvat kunst echter ook beeldhouwkunst, architectuur, ambachten, theater, dans, film, muziek en poëzie. In het schoolcurriculum wordt de term “kunst” vaak geassocieerd met schilderijen.
Beeldaspecten, de onderdelen waaruit een beeldend kunstwerk is opgebouwd: lijn, vlak, licht, kleur, ruimte, vorm, structuur en compositie.
Wallas was een van de medeoprichters van de London School of Economics en identificeerde vier creatieve stappen in zijn boek 'The Art of Thought'. De stappen die Wallas voorstelde zijn voorbereiding, incubatie, verlichting en verificatie .
Divergeren is de fase waarin je vanuit een vraagstuk zoveel mogelijk oplossingen en ideeën bedenkt voor een vraagstuk. Alles kan en mag in deze fase, kwantiteit is hier leidend. Convergeren is de fase waarin je keuzes gaat maken. Welke ideeën zijn het meest vernieuwend én realiseerbaar?
Creatieve leraren zijn zich bewust van en waarderen de creativiteit in zichzelf en proberen de creativiteit in leerlingen te bevorderen. Een creatieve leraar geeft op een persoonlijke, pedagogische manier les en stimuleert de nieuwsgierigheid van leerlingen.
De belangrijkste beeldaspecten zijn: licht, kleur, ruimte, vorm, structuur en compositie met hun afgeleiden.
In de context van kunst en kleuren verwijst "monochroom" naar een techniek of stijl waarin slechts één kleur wordt gebruikt, of waarin variaties van een enkele kleur worden gebruikt. Polychroom staat dan voor in verschillende kleuren beschilderd of afgebeeld.
Bij expressief kleurgebruik worden kleuren gebruikt om gevoelens en emoties die een voorstelling bij de schilder opriep weer te geven.
In dit fascinerende boek ontdek je explosieve ideeën, gedurfde kleuren, onverwachte meningen en fantastische werken van wereldberoemde kunstenaars. Met de belangrijkste ideeën en technieken, van klassieke beeldhouwwerken tot kubistische schilderijen en hedendaagse kunst.
1. Leonardo da Vinci (1452–1519) Leonardo da Vinci is een van de beroemdste schilders uit de geschiedenis. Hij belichaamde de geest van de Renaissance met zijn diepe nieuwsgierigheid en buitengewone creativiteit.
Daarom kunnen we concluderen dat het model een driedimensionaal hulpmiddel is. Een schoolbord, displaybord en stilstaande beelden zijn tweedimensionale hulpmiddelen. Dit zijn de meest voorkomende instructiehulpmiddelen die in klaslokalen worden gebruikt.
Dit kan onder meer bestaan uit videopresentaties, grafische organisatoren, diagrammen, conceptkaarten en interactief visueel leren door samenwerking en verbeelding .