Van klein naar groot is een organisme op- gebouwd uit: cellen – weefsels – organen – orgaanstelsels.
Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden. Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.
In de biologie is de cel het kleinste onderdeel van een organisme dat alle genetische informatie van dat organisme bevat. Stofwisseling, de verzamelnaam voor alle fysiologische levensprocessen die het organisme doen groeien en in stand houden, vindt binnen iedere individuele cel van een organisme plaats.
Cellen mét celkern bevatten nog meer organellen en zijn daarom meestal veel groter dan cellen zonder kern. In de celkern, een organel (celorgaan) in het cytoplasma (celvloeistof) van een cel, ligt het DNA van een organisme opgeslagen.
De kleinst levende bouwsteen of éénheid van een organismen is de cel. De cel leeft, vertoont dus levenskenmerken als voeden, uitscheiden, ademhalen, groeien, waarnemen, bewegen en voortplanten.
De meesten zijn tussen 1 en 10 μm groot, maar sommige (zoals Mycoplasma) kunnen nog kleiner worden. Eukaryotische cellen ontstonden ongeveer 1,5 miljard jaar geleden. Alle bekende meercellige organismen (dus ook planten en dieren) zijn eukaryoten, maar er bestaan ook veel eencellige eukaryoten.
De cel is de bouwsteen van het lichaam: dieren, mensen, planten en schimmels zijn allemaal opgebouwd uit cellen. Een menselijke cel heeft een gemiddelde diameter van 15 micrometer. Dat is net zo dun als de helft van een vel aluminiumfolie.
Prokaryoten zijn alle organismen zonder celkern, dus de bacteriën en de archaea. Eukaryoten zijn alle organismen met een celkern, dus alle dieren, planten, schimmels en protisten.
Rode bloedcellen hebben geen kern en bevatten geen DNA. Andere cellen met een kern bevatten dus wel DNA en kunnen gebruikt worden om DNA te bepalen.
Eukaryotische cellen zijn groter en complexer dan die van prokaryoten, de bacteriën en archaea.
Elk levend wezen op aarde bestaat uit cellen. De gemiddelde mens heeft ongeveer 30 tot 37,2 biljoen van die bouwsteentjes in zijn lichaam.
Bacteriën - Bacteriën zijn de kleinste ééncellige micro-organismen die zichzelf geheel zelfstandig kunnen vermenigvuldigen door celdeling. Er zijn vele soorten bacteriën in verschillende groottes (0,1 – 20 μm) die in allerlei verschillende omstandigheden kunnen overleven.
Eencellige eukaryoten (protisten), zoals radiolariën en dinoflagellaten, kunnen ook van nature twee of meer kernen bevatten. Bijzonder aan deze organismen is dat de kernen elk een aparte afkomst hebben: één kern is van de dinoflagellaat en de andere kern van een symbiotische diatomee.
Een bacterie is een eencellig organisme. De meeste bacteriën zijn kleiner dan de cellen van dieren, planten of schimmels. Een bacteriecel heeft geen kern, maar bevat één enkel chromosoom. Er zijn bacteriën met bladgroen en bacteriën zonder bladgroen.
Een dierlijke cel heeft geen celwand en dus ook geen turgor. Wanneer een dierlijke cel te veel opzwelt, zal deze kapot knappen. Wanneer de osmotische waarde buiten de cel hoger is, zullen zowel de plantencel als de dierencel water naar buiten diffuseren.
Deze celwand geeft stevigheid aan de cellen en dus aan het gehele organisme. Dierlijke cellen hebben geen celwand. Dierlijke weefsels moeten hun stevigheid dan ook halen uit de tussencelstof. Een weefsel is een groep samenwerkende cellen met ongeveer dezelfde bouw, maar vooral dezelfde functie.
De mens heeft 3.200.000.000 verschillende DNA letters. Per cel bevat het DNA van de mens ongeveer 2 meter DNA en ons lichaam 74 miljoen km DNA, dat is meer dan 240x heen en terug naar de zon.
In elke cel in jouw lichaam bevindt zich ongeveer 2 meter DNA! Het DNA bevindt zich vooral in de celkern, dit wordt kern-DNA genoemd.
Elke menselijke cel bevat onze unieke genetische code, DNA van twee meter lang. De mens bestaat uit 32,7 biljoen cellen.
Bacteriën, schimmels, planten en dieren. De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
De celkern (nucleus) ligt in het cytoplasma van de cel en is het informatie- en besturingscentrum van de cel. De celkern is het organel in de cel, waarin de erfelijke informatie (DNA) is opgeslagen. Het kernmembraan (kernenvelop) om de celkern is verbonden met het membraan van het ruw endoplasmatisch reticulum (ER).
De dooier of het eigeel van een ei bestaat uit slechts één enkele cel. Met een doorsnede van drie tot vier centimeter is het, voor zover bekend, de grootste cel ter wereld.
Je rode bloedcellen leven nog het langst, ongeveer vier maanden. Bloedplaatjes leven zo'n acht tot tien dagen en witte bloedcellen maar een paar dagen. Je lichaam moet dus voortdurend heel veel nieuwe cellen aanmaken.
Een eicel is de grootste cel die we kennen van het menselijk lichaam (op de zenuwcellen na). Deze is ongeveer 0,2 mm groot en daarom zichtbaar met het blote oog. Een eicel is dus ongeveer 60.000 keer groter dan een spermacel. Een zenuwcel kan wel tot 1,5 meter lang zijn, van de ruggegraat tot onze tenen.