Een wolk bestaat uit een hele boel waterdruppeltjes en of ijskristalletjes bij elkaar in de lucht. Of een wolk bestaat uit waterdruppeltjes of ijskristalletjes is afhankelijk van de temperatuur in de atmosfeer. Als de temperatuur boven de 0 graden is, dan bestaat de wolk uit waterdruppeltjes.
Een wolk is een verzameling uiterst kleine waterdruppeltjes, ijskristallen of een mengsel van beide. Wolken veranderen voortdurend onder invloed van luchtstromingen en natuurkundige processen.
Wolken ontstaan doordat water verdampt (watermoleculen). Al die moleculen zweven door de lucht. Wanneer ze koudere lucht tegenkomen, worden het weer kleine waterdruppels. Deze druppels proberen zich vast te maken aan andere deeltjes in de lucht.
Wolken ontstaan doordat de zon het aardoppervlak opwarmt. Water verdampt en stijgt naar boven. Door de lagere temperaturen hoger in de atmosfeer condenseert de waterdamp en ontstaat er een wolk. Wolken bestaan uit microscopisch kleine waterdruppeltjes of ijskristallen.
Omdat koude lucht minder ruimte inneemt dan warme, condenseert waterdamp tot piepkleine watermoleculen die zich vasthechten aan zogeheten condensatiekernen (grotere deeltjes in de lucht zoals stof, zout en as), waarna ze druppels vormen. Zo ontstaan wolken.
Door de thermiek wordt ook lucht uit het wolkenloze deel de wolk ingezogen, die koelt af en daar ontstaan direct waterdruppels. ' Als de hele luchtbel van de wolk daalt en weer een beetje afkoelt, kan de hele wolk verdwijnen.
Wolken zijn niets anders dan waterdruppeltjes in de lucht. De lucht zit altijd vol met waterdamp maar die damp zie je normaal gesproken niet. Behalve als lucht erg afkoelt dan verandert de waterdamp in druppeltjes en die kan je zien. Als je in de winter buiten bent adem je soms wolkjes uit.
Zonder wolken geen regen en zonder regen geen leven. Maar ze zijn ook van belang voor de temperatuur op aarde. Wolken houden 's nachts warmte vast, terwijl ze overdag zonlicht reflecteren. Dat laatste telt het zwaarst: zonder wolken was het gemiddeld zes tot tien graden warmer."
Bij een gewone wolk (zonder regen) verdampen de onderste kleine druppeltjes. Het worden dan gasmoleculen (waterdamp) en die zijn onzichtbaar maar blijven ook zweven. Hoger in de lucht is het kouder, daar worden de gasmoleculen weer druppeltjes. Dit zien we als een wolk.
De bewolking bestaat vaak uit banken of velden grote schaapjeswolken soms met een golfvormige structuur (undulatus). Ze ontstaan wanneer op grote hoogte koudere lucht binnenstroomt en ook dan loopt het vaak uit op neerslag. Soms hebben de wolken het uiterlijk van een rij torentjes van een kasteel (castellanus).
Opgewarmd water verdampt, en de waterdamp stijgt op. Als lucht warm is, zet het uit en kan het véél waterdamp bevatten. Maar als het opstijgt en afkoelt, kan de lucht weer veel minder waterdamp hebben. Een deel van de damp verandert dan in waterdruppeltjes, en er ontstaat een wolk.
Bewegende en drijvende wolken
De waterdamp condenseert en er ontstaat een wolk. Zolang de lucht, in de wolk zelf, warmer is dan de lucht om de wolk heen blijft deze drijven. Wolken bewegen door de wind en of de verschillende luchtstromen in de lucht. Wolken bereiken hiermee soms wel een snelheid van 60 km/h.
Zo ontstaat de stapelwolk door thermiek: lucht stijgt op en koelt af tot zo'n koude temperatuur dat er waterdruppeltjes ontstaan. Die vormen samen een wolk. De stapelwolk zien we het meest. Of beter gezegd: hij valt het meest op omdat hij vaak in de loop van de dag aan een helderblauwe lucht ontstaat.”
Hoog in de lucht waait het meestal harder dan laag bij de grond. Soms zie je wolken boven je hoofd heel snel gaan, terwijl je beneden nauwelijks wind voelt. De meeste wolken gaan heel hard. Soms wel 300 kilometer per uur.
Een druppel van 1,5 millimeter doorsnee haalt ongeveer zeven meter per seconde, een van twee millimeter valt met negen meter per seconde. Laten we daarvan uitgaan. Als zo'n druppel uit een gemiddelde regenwolk op tien kilometer hoogte valt, is hij na 18 minuten en 31 seconden beneden.
Bevriezen van waterdamp in een wolk gebeurt als er vrieskernen aanwezig zijn. Zijn er geen vrieskernen dan blijft de waterdamp onderkoeld tot een temperatuur die lager is dan -36 0C want dan ontstaan er ijskristallen. Onderkoeld water is water, kouder dan 0 °C , dat nog niet bevroren is.
Een gemiddelde wolk met een lengte en diepte van 2 kilometer en een hoogte van 200 meter weegt maar liefs 500 miljoen gram. Dat is net zo zwaar als driehonderd auto's, volgens de wetenschappers. Wat er dus licht uitziet en boven ons hoofd zweeft is eigenlijk bijzonder zwaar.
Siebesma: “Een cumuluswolk bevat gemiddeld één gram water per m3. Als we voor het gemak een wolk van één km3 nemen – dat is één km lang, breed en hoog – betekent het dat er in een bloemkoolwolk al snel een miljoen kilogram water zit.” Omgerekend zijn dat zo'n 200 olifanten.
Wolken bestaan uit waterdruppeltjes die zich aan kleine deeltjes in de lucht hechten. De wetenschappers willen wolkenvorming stimuleren door met speciale boten op de oceaan zeezout heel hoog de lucht in te sproeien. Uit het water dat zich dan aan de zoutdeeltjes hecht, ontstaan wolken die het zonlicht reflecteren.
Maar hoe komen die geladen deeltjes nou eigenlijk in zo'n wolk? Een wolk bestaat uit allemaal kleine druppeltjes water en ijs. En in een onweerswolk stijgt de lucht heel snel naar boven.Die druppeltjes water en ijs gaan langs elkaar wrijven en daardoor ontstaan geladen deeltjes.
waarin de temperatuur gelijk blijft of zelfs toeneemt met de hoogte. Temperatuur, water en ijs in een wolk. Als druppeltjes zuiver water atkoelen, bevriezen ze niet bij nul graden, maar pas bij 20 tot 40 graden onder nul.
Als de temperatuur boven de 0 graden is, dan bestaat de wolk uit waterdruppeltjes. Als de temperatuur onder de 0 graden is, dan bestaat de wolk uit onderkoelde waterdruppeltjes en ijskristalletjes. Als de temperatuur onder de -40 graden komt, dan bestaat de wolk alleen nog maar uit ijskristalletjes.