Overspronggedrag is niet logisch lijkend gedrag bij mens en dier dat voortkomt uit het conflict van twee relevante gedragssystemen. Bijvoorbeeld in een situatie waarbij de aandrang om te vluchten en de aandrang om aan te vallen even groot zijn, kan een derde, neutraal gedrag geactiveerd worden.
Ambivalent gedrag is een voorbeeld van conflictgedrag. Je vertoont dan gedrag uit beide gedragssystemen. Een ander voorbeeld is overspronggedrag. In plaats van gedrag te vertonen uit het vechten- of vluchten systeem ga je gedrag vertonen uit een ander systeem.
Beetje spanning
Als een hond onzeker is of iets een beetje spannend vindt zal hij dat uiten met zogenaamd overspronggedrag, het is een teken dat hij een intern conflict ervaart. Voorbeelden van overspronggedrag bij de hond zijn snuffelen op de grond, gapen, zich zelf wassen, krabben en gapen.
Een aantal gedragssystemen zijn: voortplantingsgedrag, voedselzoekgedrag, verzorgingsgedrag. Er komen situaties voor dat een dier even niet weet hoe te reageren.Er is sprake van conflict gedrag wanneer een dier niet weet welke gedragselementen uit welk gedragssysteem hij moet kiezen.
Ambivalent gedrag
Gedrag dat is samengesteld uit handelingen van twee of meer gedragssystemen. Voorbeeld: De dreighouding van een stekelbaarsmannetje (aanvallen en vluchten).
Een dier kan 'besluiten' te gaan eten, zich te wassen, of interesse te tonen in een ongerelateerd object in de omgeving. Dit derde gedragsalternatief wordt overspronggedrag genoemd.
Veel kuddedieren zijn herkauwers, die eerst in de vlakte snel hun pens vol eten, om vervolgens in de beschutting rustig het voer te kunnen herkauwen. Eetgedrag wordt ook wel foerageergedrag genoemd (foerage betekend; voer).
Gedrag bestaat uit waarneembare handelingen. Een handeling kan vanalles zijn; stofzuigen, pannenkoeken bakken, fietsen, slapen, je neus ophalen, vechten, noem maar op. Deze handelingen vallen onder uiterlijk waarneembaar gedrag.
Al deze handelingen volgen elkaar in chronologische volgorde en vormen dus een keten. Dit noemen we een gedragsketen. Het voorbeeld van de stekelbaars, de handelingen uit de gedragsketen zijn genummerd: een hoogzwanger vrouwtje nadert het nest van een mannetje, gelokt door zijn prachtige rode buik (1).
Supranormale prikkel / supernormale prikkel
Prikkel die effectiever is bij het veroorzaken van een bepaald gedrag dan de normale sleutelprikkel. Voorbeeld: Een potlood met een rode vlek veroorzaakt een sterke pikgedrag bij meeuwenjongen dan de rode snavelvlek van een ouder.
Overspronggedrag. Overspronggedrag wordt door het paard ingezet om interne spanning van zich af te laten vloeien. Het paard sluit zich af voor de situatie en voor communicatie met de ander. Het overspronggedrag wordt vooraf gegaan door kalmerende signalen.
Dit is een vorm van conflictgedrag dat optreedt wanneer er weliswaar een sterke motivatie bestaat om een bepaald gedrag uit te voeren, maar dit om de één of andere reden niet mogelijk is.
Omgericht gedrag: De reactie wordt gericht op iets of iemand anders dan datgene dat het gedrag veroorzaakt. Overspronggedrag: Dit gedrag lijkt uit het niets te ontstaan en heeft niets te maken met de situatie.
Ambivalentie is een gespleten gevoel. Je wil iets, en je wil het tegelijkertijd ook niet. Of je wilt iets, en tegelijkertijd ook iets anders, en je kunt niet kiezen. Voortdurend hink je heen en weer tussen 'ja' en 'nee' of tussen 'A' en 'B'.
Naarmate het organisme ouder wordt ontwikkelt het gedrag zich door leerprocessen tijdens het leven. Er ontstaat een aangepast gedrag dat de overlevingskansen van het organisme vergroot. Soorten leerprocessen zijn: inprenting, gewenning, conditionering, imitatie, en inzicht.
Gedrag wordt veroorzaakt door prikkels uit het milieu, gecombineerd met de motivatie die het organisme heeft om te reageren op deze prikkels. Het gedrag dat een dier vertoont, is dus de optelsom van uitwendige prikkels en motivatie. Motivatie wordt veroorzaakt door inwendige prikkels.
Normen zijn gedragsregels. Voorbeelden zijn: je mag niet stelen, je moet respect hebben voor anderen, je mag niet liegen, je mag geen seks hebben buiten het huwelijk.
Het lichaam registreert een interne verandering en reageert daarop met bepaald gedrag. Een inwendige prikkel kan een hormoon zijn, een pijngevoel of een hongergevoel. Bij een hongergevoel registreert het lichaam een verandering in de maag (te weinig voedsel), waardoor de motivatie om te eten ontstaat.
Welke drie soorten gedrag moeten ze achtereenvolgens vertonen om gezonde nakomelingen te krijgen? Baltsgedrag, paringsgedrag, broedzorg.
's Nachts keihard muziek draaien, iemand uitschelden... Sommig gedrag is natuurlijk ronduit asociaal. Maar ja, dan die grijze gebieden. Een ongepaste vraag stellen, net even vergeten je richtingaanwijzer aan te zetten of voor één keer dat telefoontje aannemen aan tafel.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.
De balts is het geritualiseerde gedrag dat dieren vertonen voorafgaand aan het paren. Iedere soort heeft zijn typische balts. Vaak spelen kleuren, geluiden en zang, geuren en speciale bewegingen een rol.
Foerageren is het zoeken en vinden van voedsel door dieren in een gegeven biotoop. Een voorbeeld is het begrazen van grasland, door herkauwers en andere herbivoren. Een specifieke vorm van foerageren is predatie; de jacht van dieren op prooidieren voor hun voedselvoorziening.
Comfort is een aspect van huisvesting dat het welzijn van een dier beïnvloedt. Comfort betekent een lig- en rustplaats die past bij de natuurlijke behoeftes van het dier. Daarnaast moet het dier zich veilig voelen in de huisvestingssituatie en comfortgedrag uit kunnen oefenen.