Vermogensrecht kan objectief en subjectief worden geïnterpreteerd. Objectief zijn alle regels met betrekking tot de subjectieve rechten en plichten, die onderdeel van een vermogen kunnen vormen. Subjectief is het recht dat aan een bepaald persoon toekomt en deel uitmaakt van zijn vermogen.
Een subjectief recht is een door een rechtsregel beschermde aanspraak op andermans gedrag. De rechtsregel zelf behoort tot het objectief recht. Nagenoeg altijd gaat een subjectief recht gepaard met een rechtsvordering, d.w.z. een recht om zich tot een rechter te wenden om het af te dwingen.
Het objectieve recht verwijst naar de rechtsnormen in het algemeen en het subjectieve recht is de macht die burgers hebben als houders van de door het objectieve recht verleende rechten om deze rechten uit te oefenen ter bevrediging van hun eigen belangen.
Het vermogensrecht is onderdeel van het privaatrecht en omvat het geheel van bepalingen dat betrekking heeft op vermogensbestanddelen. Twee grote gebieden binnen het vermogensrecht zijn het goederenrecht en het verbintenissenrecht.
Absolute vermogensrechten Een absoluut vermogensrecht kan je tegenover iedereen inroepen, tegen burgers en organisaties. Voorbeeld: Z is eigenaar van een vrachtwagen. Als deze is gestolen, dan kan Z, binnen de grenzen van de wet, deze auto opeisen van degene die de auto op dat moment in zijn bezit heeft.
vruchtgebruik • hypotheek • erfpacht • eigendom • pand • appartement • opstal • erfdienstbaarheid.
Eigendom is bijvoorbeeld een vermogensrecht. Dat vermogensrecht, de eigendom, is op geld waardeerbaar en kan bijvoorbeeld zien op een zaak, zoals een auto. De auto valt onder het zakenrecht, de eigendom valt onder het vermogensrecht.
5:1, lid 1 van het BW, dat bepaalt: “Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.” Eigendom is een vermogensrecht, en als zodanig is het geregeld in Boek 3 van het BW. Voor wat betreft zijn zakelijke karakter, staan er aanvullende regels in Boek 5 van het BW.
Volgens artikel 3:1 BW zijn goederen alle zaken en alle vermogensrechten. Volgens artikel 3:2 BW zijn zaken de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Alle zaken zijn goederen, maar andersom is dit niet het geval. Een vermogensrecht is namelijk wel een goed maar geen zaak.
Het recht van vruchtgebruik (Frans: usufruit) is een beperkt zakelijk recht dat gevestigd kan worden op een goed in juridische zin om gebruik te mogen maken van goederen die eigendom zijn van iemand anders en daarvan de vruchten te genieten. Het kan daarbij gaan om zaken en om vermogensrechten.
Objectiviteit zijn alle feiten, zonder dat ze op een bepaalde manier worden ingekleurd door mensen. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat 'de lucht is blauw' een feit is. Ook dingen als wiskundige formules kun je als feiten zien.
Argumenten zijn objectief wanneer ze feitelijk zijn en subjectief wanneer ze een mening, een gevoel, een vermoeden of een waardeoordeel bevatten. Subjectieve argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd.
Een inbreuk op een recht
Met subjectief recht wordt iemands eigen, persoonlijke recht bedoeld. Zo heeft men bijvoorbeeld het eigendomsrecht op een huis, het recht op privacy of een octrooi- of auteursrecht. Wanneer een ander uw eigendom beschadigd, is er inbreuk gemaakt op uw eigendomsrecht.
In het Nederlandse recht zijn rechtsbron: 1 de wet; 2 de jurisprudentie (de rechtspraak); 3 de gewoonte; 4 verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Men neemt meer bepaald aan dat het annulatiecontentieux geen "subjectief" maar een "objectief" contentieux is, waarmee dan wordt bedoeld dat de Raad geen geschillen over subjectieve rechten beslecht maar enkel toeziet op de eerbiediging door de overheid van het recht als zodanig, het objectieve recht.
Vermogen is het geheel van meestal op geld waardeerbare rechten en plichten (schulden) van een rechtssubject. Vermogen is dus niet alleen een mooie auto die men heeft. Ook niet tastbare zaken zoals een bankrekening behoort tot het vermogen. Vermogen is dus meer dan de zaken die iemand in eigendom heeft.
Het absoluut recht is een recht dat tegenover iedereen kan worden gehandhaafd. Voorbeelden van absolute rechten zijn het eigendomsrecht en intellectuele eigendomsrechten. Absoluut recht wordt ook wel aangeduid als exclusief recht.
Alleen goederen, zaken en vermogensrechten (art. 3:1, 2 en 6) zijn overdraagbaar: niet-goederen zijn niet vatbaar voor overdracht. Zo is een onderneming geen goed en dus niet vatbaar voor overdracht, terwijl aandelen in een onderneming dit wel zijn.
Voorbeelden van vermogensrechten zijn het recht op betaling van een geldbedrag, het recht op levering van een zaak en het recht op het verlenen van een dienst, en dus bijvoorbeeld een aandeel, een lijfrente of een vordering.
Dit is één van voormelde constructies van de wetgever, vanwege het feit dat een recht van erfpacht een vermogensrecht is en geen zaak. Zakelijke rechten — zoals een recht van erfpacht — kunnen alleen rusten op (het eigendomsrecht van) een zaak.
Overdracht. Alleen zelfstandige beperkte rechten kunnen worden overgedragen. Afhankelijke beperkte rechten volgen het recht waaraan deze verbonden zijn. Een hypotheekrecht kan niet los worden overgedragen, want zonder de vordering waaraan deze verbonden is, kan het recht niet bestaan.
Auteursrecht kan worden overgedragen. Auteursrecht (copyright) kan wel degelijk worden overgedragen. Juridisch is het een 'vermogensrecht', een niet-stoffelijk recht, en dat is overdraagbaar.
Het appartementsrecht is een: absoluut recht. beperkt recht.
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Het is daarmee een alomvattend begrip voor alle voor. » Meer over overdracht overdracht en bezwaring vatbare rechten, waaronder dus niet alleen zaken (stoffelijke objecten), maar ook rechten vallen, zoals een merk of een vordering.