Kinderen met motorische problematiek zijn vaak onhandig of houterig, vallen veel of stoten zich regelmatig. Ze hebben een opvallende houding, met lage of juist hoge spierspanning. Ook is er vaak sprake van angst om te bewegen. Ze hebben te weinig spierkracht en bewegen niet, of juist te krachtig.
Het is niet altijd een motorische achterstand te herkennen. Signalen kunnen namelijk heel verschillend zijn of niet direct gekoppeld worden aan de motoriek. Schrijfproblemen, concentratieproblemen, rusteloosheid en vermoeidheid kunnen namelijk ook duiden op een achterstand in de motorische ontwikkeling.
Kinderen met een motorische ontwikkelingsstoornis hebben moeite met het aanleren van motorische vaardigheden. Dit is bijvoorbeeld bij baby's te herkennen wanneer zij moeite hebben met leren kruipen, maar het kan ook later opspelen.
Er zijn verschillende soorten bewegingsstoornissen en motorische problemen die een gevolg kunnen zijn van het opgelopen hersenletsel. Motorische problemen zijn bijvoorbeeld verlamming, moeite met doelbewuste handelingen: apraxie. Moeite met spreken; Broca afasie en dysartrie. Moeite met schrijven: agrafie.
Houterig bewegingspatroon, met daar tegenover opvallende motorische behendigheden. Bijvoorbeeld: kunnen klimmen en klauteren, maar niet kunnen springen. Dit contrast kan ook gelden binnen de fijne motoriek: geen veter kunnen strikken, maar heel vaardig zijn in een zeer ingenieus lego-bouwwerk.
Achterstand in de motorische ontwikkeling. Bij een achterstand van de motorische ontwikkeling beweegt het kind minder handig dan leeftijdsgenootjes. Een gevolg kan zijn dat het kind gefrustreerd raakt en niet goed kan meedoen in de klas of bij het spelen.
Kenmerken DCD
Motorische mijlpalen (omrollen, zitten, kruipen, lopen) worden soms later bereikt. Houdingsveranderingen (bv. van lig naar zit of van zit naar staan) verlopen moeizamer. Spontaan nieuwe bewegingen uitproberen is beperkt.
Grove motoriek en fijne motoriek, daar wordt onderscheid tussen gemaakt bij motorische ontwikkeling. Grove motoriek gaat over grote bewegingen die kinderen maken, zoals zwaaien, kruipen, lopen en zwemmen. Fijne motoriek gaat over het uitvoeren van meer subtiele handelingen, zoals schrijven, knippen en tekenen.
Persisterende vuistjes, weinig variatie in het bewegingspatroon, een te lage spierspanning: allemaal zaken die kunnen duiden op een afwijkende motorische ontwikkeling. Zo zijn er nog veel meer signalen om aan de bel te trekken.
Motoriek is het vermogen om te bewegen. Dit kan het menselijk lichaam of dat van een dier betreffen. Meestal maakt men voor de mens onderscheid tussen grove en fijne motoriek. De grove motoriek bestaat uit grote, grove bewegingen die men met (grote delen van) het lichaam maakt, bijvoorbeeld lopen, zwemmen of schoppen.
motorische beperkingen veroorzaken bij organisatie van houding en/of zelfredzaamheidprocessen; neuro-motorische beperkingen veroorzaken die zich manifesteren bij cognitieve, practognostische, communicatieve, sensomotorische en/of gedragsmatige- en emotionele processen.
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk. Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima.
Om DCD vast te kunnen stellen, moet een arts (meestal is dit een kinderrevalidatiearts) beoordelen of de motorische problemen van het kind voldoen aan alle vier de criteria voor DCD uit de DSM-5. Dit wordt gedaan door het kind te onderzoeken om eventuele andere oorzaken voor de motorische onhandigheid uit te sluiten.
Dyspraxie is een stoornis bij het verwerken van informatie uit het lichaam, met name uit spieren en gewrichten. Dat leidt tot problemen met zowel de fijne motoriek als de grove motoriek en met motorische vaardigheden.
Je kind leert kruipen, staan, zitten, lopen, fietsen, skaten, enzovoort. Hierbij gaat het om grote bewegingen met de romp, armen en benen. Dit noemen we ook wel de grove motoriek.
Stimuleer je kind om actief te bewegen, dit is ook goed voor de motorische vaardigheden. Er hoeft geen structuur in te zitten als de omgeving maar veilig is. Spelen, stoeien, klimmen, klauteren, een koprol oefenen, een bal overgooien… elke beweging is goed als je kind er maar plezier in heeft.
De leeftijdsperiode van twee tot en met dertien jaar is een belangrijke periode voor het ontwikkelen van de fundamentele- of elementaire motorische vaardigheden. De fundamentele motorische vaardigheden bestaan uit: evenwicht, coördinatie en oog-handcoördinatie.
De mens heeft vijf basis motorische vaardigheden: snelheid, kracht, coördinatie, lenigheid en uithoudingsvermogen. Deze vijf zijn van groot belang voor een gezonde ontwikkeling. Kinderen doen deze vaardigheden van jongs af aan vaak spelenderwijs al op.
Er zijn 5 motorische basisvaardigheden die ons fysieke prestatievermogen bepalen. Dit zijn uithoudingsvermogen, kracht, snelheid, techniek & coördinatie en lenigheid.
Bij de fijne motoriek draait het allemaal om de fijne bewegingen: grijpen naar een speeltje, hanteren van een voorwerp, het bouwen van een torentje, een vorm in een vormenstoof doen, knoopjes dichtdoen, veter strikken, tekenen, knippen, met een lepel eten of het vasthouden van een potlood.
Voor de fijnmotorische ontwikkeling kan de volgende omschrijving gegeven worden: 'De fijnmotorische ontwikkeling omvat het gebruik van de handen en vingers in de fase voor het grijpen, bij het grijpen zelf en bij het manipuleren van een voorwerp.
DCD is een ontwikkelingsstoornis van de coördinatie van bewegingen. DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, in het Nederlands vertaald coördinatie- ontwikkelingsstoornis.
Uw kind kan alleen behandeld worden of in een groep. In een groep heeft uw kind contact met andere kinderen met DCD. Dit kan goed zijn voor het zelfvertrouwen. Er zijn geen medicijnen die helpen bij DCD.
ODD is een afkorting van het Engelse Oppositional Defiant Disorder. In Nederland spreken we van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. CD is een afkorting van het Engelse Conduct Disorder. De Nederlandse term hiervoor is (antisociale) gedragsstoornis.