samentrekking op woordniveau, zoals land- en tuinbouw, donkerblauw en -groen; samentrekking op woordgroepniveau, zoals oude en nieuwe boeken, aardige mannen en vrouwen; gemengde samentrekkingen, zoals basis- en middelbaar onderwijs; samentrekking op zinsniveau, zoals in 'Wij hebben onze doelen gehaald en zij bijna.
Samentrekking is een vorm van nevenschikking waarbij identieke woorden of woorddelen bij maar één lid worden uitgedrukt en bij de overige leden worden weggelaten. Het voordeel van samentrekken is dat identieke woorden of woorddelen niet herhaald hoeven te worden, waardoor de formulering beknopter wordt.
De algemene regel voor samentrekking is dat de gemeenschappelijke delen gelijk moeten zijn in vorm, betekenis en plaats. Bij samentrekking op zinsniveau komt daar nog bij dat de grammaticale functie van de delen gelijk moet zijn.
Foutieve samentrekkingen
Als er bij een samentrekking geen sprake is van dezelfde betekenis, dezelfde grammaticale functie en dezelfde plek in de zin, dan gaat het om een foutieve samentrekking. Enkele voorbeelden daarvan zijn: Hij heeft een diploma en daar hard voor gewerkt.
Een voorbeeld van een foutieve samentrekking is 'Die film is erg goed en mag je niet missen! ' In 'Die film is erg goed' is die film onderwerp; in '(die film) mag je niet missen' is die film lijdend voorwerp. Omdat die film niet dezelfde functie heeft, is deze samentrekking niet juist.
Een foutieve beknopte bijzin is een voorbeeld van een foutieve samentrekking. Bij een beknopte bijzin laat je het onderwerp weg en vervang je de persoonsvorm door een deelwoord of infinitief.
Een witte schimmel is een voorbeeld van een pleonasme. Maar er zijn nog meer vormen van dubbelopuitdrukkingen in het Nederlands. Namelijk: de onjuiste herhaling, de tautologie, het pleonasme, de contaminatie en de dubbele ontkenning.
Voorbeeld van een foutieve beknopte bijzin: [Na een uur in de oven te hebben gestaan], aten de gasten de pizza's met smaak op. Het denkbeeldige onderwerp uit de bijzin komt niet overeen met die uit de hoofdzin. Het onderwerp van de hoofdzin is 'de gasten', en het onderwerp van de beknopte bijzin is 'de pizza's.
Een samenstelling is een woord dat uit twee of drie woorden bestaat. Deze woorden moet je in het Nederlands gewoon aan elkaar vast schrijven. Voorbeelden: fiets + sleutel = fietssleutel.
Een foutieve inversie is een fout in de woordvolgorde van de zin. De volgorde is meestal onderwerp + persoonsvorm + de rest van de zin. Bij een foutieve inversie verwissel je het onderwerp en de persoonsvorm van plaats, terwijl dit niet zou moeten.
De gebruikelijke woordvolgorde in een Nederlandse zin is: onderwerp + persoonsvorm + rest van de zin. Je hoeft niet altijd met het onderwerp te beginnen. Soms begin je met het werkwoord of met een ander deel van de zin.
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meer dan één persoonsvorm. Een samengestelde zin noem je ook wel een meervoudige zin genoemd omdat er meer dan één persoonsvorm in zit. Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin.
Een samengestelde zin is een zin met 2 of meer persoonsvormen.Vaak staat tussen de 2 delen een komma of een voegwoord (allebei kan ook), maar dat hoeft niet. Een samengestelde zin heeft dus ook twee gezegdes. Een gezegde bevat namelijk alleen de werkwoorden die bij elkaar horen.
Methode. Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit een hoofdzin / meerdere hoofdzinnen en/of een bijzin / meerdere bijzinnen bijzinnen. In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel.
Als zinsdeel kunnen bijzinnen functies vervullen als onderwerp (1), lijdend voorwerp (2) enzovoort: (1) Dat hij niet is komen opdagen, verbaast me niet. (2) Ik heb gehoord dat hij weer terug is. Een bijzin kan ook een bijwoordelijke bepaling zijn.
Je kind kan een hoofdzin en bijzin van elkaar onderscheiden door naar de plaats van de persoonsvorm te kijken. In een hoofdzin staat deze namelijk altijd (bijna) vooraan, terwijl hij in een bijzin meestal verder naar achteren staat. Voorbeeld: Sanne plukt appels van een boom, omdat ze een appeltaart wil bakken.
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden leggen een verband tussen twee hoofdzinnen, zinsdelen, woorden of woordgroepen, onderschikkende voegwoorden leggen een verband tussen een hoofdzin en een bijzin. Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want.
Het woord inversie betekent letterlijk omkering en wordt voor veel zaken gebruikt: Inversie (achtbaan), een begrip voor een element in een achtbaan waarbij de passagier even volledig ondersteboven hangt.
Bij inversie staat de persoonsvorm dus vóór het onderwerp. Dat wordt gewoonlijk veroorzaakt doordat een zin begint met een zinsdeel dat niet het onderwerp of de persoonsvorm is. Ook in ja-neevragen is er inversie. Gaat Bob ook naar het concert vanavond?
Twee vormen van inversie kunnen worden onderscheiden. Het verschijnsel betreft zinnen waarin een ander zinsdeel dan het onderwerp op de eerste plaats staat, en ja/nee-vragen waarin de persoonsvorm vooropstaat. Voorbeelden van zinnen met inversie: (1) Morgen ga ik naar de markt.
Veelgestelde vragen over een tautologie
Witte sneeuw is een pleonasme (herhaling van een eigenschap die onlosmakelijk verbonden is met het woord). Een tautologie lijkt op een pleonasme, maar in dat geval gebruik je twee woorden die (nagenoeg) hetzelfde betekenen, zoals “ik ben blij en verheugd“.
Een pleonasme is niet per definitie fout. Sommige pleonasmen zijn volledig ingeburgerd: zo betekent "meer" in zeemeermin ook al zee. In dit soort gevallen is eerder sprake van versteend gebruik of een stijlfiguur dan van een stijlfout.
Een tautologie is een woordcombinatie waarin een begrip twee keer of meer wordt genoemd. Ze bestaat doorgaans uit twee of meer woorden van dezelfde woordsoort, vaak met en of of(te) ertussen. Voorbeelden zijn eenzaam en alleen, pracht en praal en niettemin toch.