Terwijl de serveerder als eerste de rally opent, is het de taak van de terugkomer om de bal in het spel te houden. In het algemeen is de terugkeer een slag die elke tennisser regelmatig moet oefenen. Een grote misvatting is dat de return als een forehand of backhand speelt.
De return is, samen met de service, de belangrijkste slag. Elk punt begint er mee (behalve als je tegenstander een dubbelfout slaat). Normaal gesproken worden de meeste games gewonnen op de service, omdat het zo'n krachtige slag kan zijn.
Aan het eind van elk standaard spel wordt de ontvanger serveerder en de serveerder ontvanger voor het volgende spel. In een dubbelspel moet het team dat in het eerste spel van een set moet serveren beslissen welke speler in dat spel zal serveren.
Een spel wordt als volgt geteld, waarbij de punten van de serveerder als eerste worden genoemd: Geen punt - 'Nul' Eerste punt - '15' Tweede punt - '30' Derde punt - '40' Vierde punt - 'Spel' Als jij en je tegenstander beide 3 punten hebben (40-40) dan is de telling 'gelijk' (deuce, spreek uit als 'djoez').
Al in de vijftiende eeuw moest je vier punten hebben om een game te winnen. Door deze vierdeling kreeg je de scores 15, 30 en 45. Het Franse woord voor 45, 'quarante-cinq' en het Engelse 'forty-five' werden te lang bevonden; het werd de gewoonte 40 te zeggen.” De term 'deuce' komt eveneens uit het Frans.
Vroeger telde men met de klok mee: eerst kreeg je 15 punten, dan 30, 45 en 60. Later werd het spel ook in Engeland gespeeld, waardoor de telling iets veranderde. Zij vonden 45 te lang en maakten hier 40 van. Deze telling kennen we nu nog.
De ontvanger mag de service pas retourneren, als de bal de grond heeft geraakt. Is de eerste opslag fout, dan heeft de serveerder altijd het recht om een tweede keer te serveren ('tweede service'). Pas als ook die tweede service fout is, verliest de serveerder het punt.
De speler die aan de beurt is om te serveren, serveert vanaf rechts voor het eerste punt. De tegenpartij serveert daarna vanaf links voor het tweede punt en vervolgens vanaf rechts voor het derde punt. Iedere speler serveert daarna steeds voor twee punten.
Bij een baanwissel is er altijd een korte rust. Volgens de internationale tennisregels mag deze pauze maximaal 2 minuten zijn.
Dropshot (tennis), een type slag bij tennis. Dropshot (likeur), een drankje met een dropsmaak. Dropshot (vistechniek), een vistechniek met een shadje boven een bodemloodje. Dropshot, een variatie op het attractietype Vrije Val.
D. deuce ("gelijk") – een moment in een game waarin de score 40-40 bedraagt. Zodra een van beide spelers een punt wint krijgt hij of zij een advantage (voordeel).
De term 'love' staat in de tennis voor nul punten, maar waar komt deze merkwaardige uitdrukking vandaan? De léúkste verklaring voor love is dat het een verbastering is van het Franse l'oeuf. Dat betekent 'het ei' – en dat is precies hoe een nul eruitziet.
Een break is een term uit het tennis. Het houdt in dat een speler de opslag van de tegenstander wint in een game. Hierdoor krijgt de winnaar er een punt in de set bij en heeft de opponent een achterstand.
MahutPrecies tien jaar geleden werd de mafste en langste tenniswedstrijd ooit gespeeld. Op het heilige gras van Wimbledon schreven John Isner en Nicolas Mahut geschiedenis door ruim 11 uur (verdeeld over drie dagen) op de baan te staan. Isner won in de vijfde set met 70-68 (!). Tien gekke weetjes op een rij.
Langste tiebreak ooit: Reilly Opelka troeft John Isner af na 46 punten.
Bij een stand van 6-6 in de beslissende set wordt deze tiebreak gespeeld. De speler die het eerst tien punten maakt, wint de wedstrijd, mits er twee punten verschil zit tussen beide spelers. Dat wil zeggen: bij 10-8 is de zege binnen, bij 9-9 gaan de tennissers door tot minimaal elf.
Elke wedstrijd begint met tossen en elke club organiseert wel één of meerdere keren een activiteit onder de naam Tossen, Husselen of Racket trekken. Bij deze activiteit worden deelnemers willekeurig met elkaar op een baan ingedeeld om wedstrijden te spelen.
De keuze van de speelhelft en het recht om in het eerste spel serveerder of ontvanger te zijn, moet door tossen worden beslist. De speler die de toss wint, mag kiezen of van zijn tegenstander verlangen te kiezen serveerder of ontvanger te zijn, in welk geval de andere speler de speelhelft moet kiezen.
Wie daarna een punt maakt, staat 30-15 voor. En zo gaat dat door tot iemand vier punten heeft. Maar als je allebei drie punten hebt, staat het 40-40, oftewel deuce. En dan duurt de game langer.
Deze prent vormt een bevestiging van de theorie dat er heel vroeger om geld gespeeld werd. Een wedstrijd was dus een strijd om een 'wedde'. Aangezien de munteenheid in de Middeleeuwen 60 cent was, levert het spelen om een 'kwartje' per punt de scores 15, 30 en 45 cent en tenslotte het spel op.
Dat er zo veel Engelse tenniswoorden zijn, komt doordat de spelregels voor tennis door een Engelsman zijn bedacht. Dat was in 1873, en de bedenker heette majoor Walter Clopton Wingfield. Hij organiseerde de eerste echte tenniswedstrijden. Vanaf dat moment is tennis een serieuze sport.