Een popcornsteek is een cluster van stokjes die wordt gesloten met 1 losse. Een cluster kan bestaan uit drie, vier of vijf stokjes. Je kunt er patroontjes mee maken maar ook cijfers en letters. Als je een fijner resultaat wilt gebruik je dun garen en een dunne naald.
De puffsteek is een schattig bol steekje. Je maakt 7 lusjes op de naald, waar je dan als laatste stap de draad helemaal doorheen trekt. Let goed op de beschrijving in een patroon als er puffsteek staat, soms wordt de puffsteek met maar 5 lusjes gemaakt, of met meerdere lusjes.
Een stokjescluster bestaat uit 2 of meer stokjes in dezelfde steek of lossenruimte, die onafgemaakt zijn en samen worden afgemaakt tot één steek. Je slaat daarvoor tijdens het haken van een stokje steeds de laatste stap over en begint direct aan het volgende stokje.
Met reliëfsteken werk je niet in de steken van de vorige toer, maar om de steken van de vorige toer. Je kunt een reliëfsteek maken waarbij je de steek waar je om heen haakt naar voren duwt, of waarbij je de steek waar je om haakt naar achter duwt.
Zo maak je de granietsteek:
Je start met een opzetrij van lossen of vasten, met een oneven aantal. In de tweede rij haak je 1 vaste, 1 losse, en dan sla je 1 v over. In de volgende steek haak je dan weer 1 v. Daarna weer 1 l, 1 v overslaan enzoverder, tot het einde van je rij.
Bij samengehaakte stokjes haak je een stokjescluster, maar dan niet in één steek, maar in meerdere steken.
Een losse is de naam van de basis steek waar bijna ieder haakpatroon mee begint. Een losse begint met het maken van een opzet lus waarna je de eerste losse haakt. Om een ronde eerste toer te starten is de magische ring (ook wel magische cirkel genoemd) de mooiste manier en ook deze valt onder de makkelijke haaksteken.
Leren haken is niet moeilijk. Er zijn eigenlijk maar drie basissteken die je moet leren. Met die drie basissteken zijn eindeloos veel variaties mogelijk. Zij zorgen voor de verschillende patronen in je werkstuk.
Bij de granietsteek haken moet je, om de deken op te zetten, een even aantal steken op zetten. Hierna start je met een vaste in de 4e steek vanaf de haaknaald. Je haakt een losse, slaat een steek over en haakt vervolgens een vaste in de volgende steek.
De plaid meet 150 x 200 cm. Hiervoor haak je met kettingsteken een ketting van 125 steken. Daarna haak je nog drie steken extra en vervolgens keer je je werk. De volgende rijen zijn met hele stokjes.
Reliëfstokje achter: gon, steek haaknaald van achter naar voren en weer naar achteren om aangegeven s, haal lus op, (gon en haal door 2 lussen) 2x.
In het Engels wordt deze steek “crab stitch” of ook wel “reverse single crochet” genoemd. Deze laatste Engelse naam lift al een tipje op van de sluier over hoe deze steek te maken: hij wordt namelijk op dezelfde manier gehaakt als vasten (“single crochet”), maar dan achterstevoren!
Wat is de kreeftensteek? Het is eigenlijk een vasten steek maar dan haak je 'terug' (van links naar rechts). Hij wordt soms ook omgedraaide vastensteek genoemd of teruglopende vaste steek. De steek creëert een decoratieve zoom met kleine tandjes langs de rand, die er van beide kanten hetzelfde uitzien.
Voor de waaiersteek haak je een veelvoud van 10 lossen + 2 lossen. Dat is dus 12, 22, 32, 42 steken enzovoorts. Hoeveel steken je haakt hangt af van hoe dik je wol is, en hoe breed je je werk wilt hebben.
28 lossen voor proeflapje; 212 lossen voor deken. (Als je al hakend vasten opzet, gebruik dan een veelvoud van 8 plus 3 [211 steken] in totaal.
Zo is een double crochet een stokje in Amerika, terwijl een double crochet in Engeland een vaste is.
Keerlosse + toer - Aan de haak.