Een oermens is een mens wat vroeger leefde. Net als nu zullen de kinderen in de prehistorie hebben gespeeld. Maar in de oertijd moesten kinderen al jong helpen met klusjes.
De oermens was een survivalist, met de vaardigheden en kennis om in elke situatie voor zichzelf te zorgen. Het ging ze niet alleen om dieren te doden voor voedsel of zich te verdedigen tegen een vijandelijke stam - het was meer dan dat.
In de prehistorie gingen mensen schrikbarend vroeg dood. Tot ongeveer 30.000 jaar terug. Toen werd vermoedelijk een deel van de mensheid vijftig jaar oud en was er zelfs een groep die de tachtig of negentig haalde.
Alle mensapen hebben grote, met lucht gevulde zakken die aan het spraakkanaal vastzitten: keelzakken. Die grote keelzakken zorgen ervoor dat mensapen laag, luid en indrukwekkend kunnen klinken. Het halve bolletje aan het tongbot zorgt ervoor dat de verbinding tussen het spraakkanaal en de keelzak open blijft.
De oude Egyptenaren sliepen niet met een hoofdkussen zoals wij, maar met een hoofdsteun.Ze sliepen daarbij op hun zij. De nomaden in het oude Perzische rijk, maakten waterzakken van dierenhuiden. Die lieten ze de hele dag opwarmen in de zon.
In de prehistorie leefden de mensen in tentenkampen van een aantal tenten bij elkaar of in grotten. Zij waren verzamelaars en jagers. Zo'n driekwart van het voedsel werd verzameld (bessen, noten, zaden, knollen), een kwart was afkomstig van de jacht. Dit deden ze voor het vlees en de huid.
Gedurende het grootste deel van onze evolutionaire geschiedenis hebben we inderdaad in Afrika geleefd – maar niet alleen op de oostelijke savannen, zoals eerder werd gedacht: onze biologische voorouders leefden verspreid over heel Afrika, van Marokko tot Kaap de Goede Hoop.
De mensen in de steentijd woonden niet in een huis in een dorp of stad net als wij. Waarschijnlijk woonden ze in tenten en hutten, gemaakt van stro en dierenhuiden. Ze zwierven in groepen door het land op zoek naar eten.
Wetenschappers noemen die oermensen Australopitheci, oftewel 'zuidapen'. En nog veel eerder, zo'n zeven miljoen jaar geleden, leefden er apen waar zowel de moderne mens als de chimpansees van afstammen.
Het Bijbelse antwoord luidt: het Hebreeuws, want dat spraken Adam en Eva in het paradijs. Die opvatting deelt de wetenschap niet. Een beter antwoord is: het Soemerisch. Dat is namelijk de taal van de oudst bewaard gebleven teksten, op kleitabletten van 3200 voor Christus (zie foto).
Sommige historici hanteren het moment waarop mensen gereedschap begonnen te gebruiken als beginpunt. Volgens die definitie zou de prehistorie duren van 2,5 miljoen jaar geleden tot 100 voor Christus.
Dat laatste getal betekent trouwens allerminst dat de meeste mensen duizend jaar geleden rond hun dertigste sterven. De kindersterfte is in die tijd enorm hoog. Maar als je eenmaal de twintig haalt, kun je verwachten ongeveer tot je 64ste te leven.
De oermens bewoog gemiddeld 6 uur per dag, terwijl de huidige mens slechts 30 minuten beweegt.
Voor die tijd trokken de mensen van plaats naar plaats en leefden van jagen en verzamelen. De eerste boeren kwamen hier ongeveer 7000 jaar geleden wonen. Ze leefden heel anders dan de jagers die al in ons land leefden. De boeren woonden op een vaste plek, in huizen gemaakt van stro, leem, takken en boomstammen.
De allereerste boeren ter wereld kwamen uit de regio rond het huidige Irak.Zo'n tienduizend jaar geleden begonnen daar ze wilde gewassen te domesticeren. De boeren verspreidden zich en gaven ook hun kunsten door aan anderen. Zo kwamen er langzaam maar zeker veredelde gewassen, vee en aardewerk mee naar onze streken.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Gedurende de laatste ijstijd, tussen ongeveer 100.000 en 10.000 jaar geleden, leefden verschillende dieren als de wolharige mammoet, de steppewisent, het reuzenhert en de welbekende sabeltandtijger.
De prehistorie bestaat uit drie tijden: de steentijd, de bronstijd en de ijzertijd en eindigt met het begin van de Romeinse tijd. Hoewel het noorden van Nederland nooit tot het Romeinse rijk heeft behoord, laten we de prehistorie wel eindigen met het begin van de Romeinse tijd.
Denk aan het hoeden en het verzorgen van het vee, meehelpen met koken, oppassen op kleine kindjes, eten en grondstoffen verzamelen uit de natuur, het maken van vezels en draden door twijnen of spinnen, en ga zo maar door. Kinderen werden al vroeg volwassen en waren al eerder aan het werk dan nu.
Vrouwen verzamelden niet alleen noten, bessen en ander plantaardig voedsel, ze maakten ook kleding, manden en andere gebruiksvoorwerpen. Daarnaast deden ze mee aan de jacht op kleine dieren en aan de visvangst.
Meer dan 300.000 jaar geleden verscheen de Neanderthaler, Homo neanderthalensis, de eerste mensachtige die we ook uit Nederland kennen. Hij ontwikkelde zich in Eurazië uit de Homo heidelbergenis. Omstreeks dezelfde tijd ontstond in Afrika Homo sapiens (anatomisch moderne mens).
Bij opgravingen in Hardinxveld-Giessendam ter voorbereiding van de aanleg van de Betuwespoorlijn werd een skelet van een vrouw ontdekt. Deze vrouw werd Trijntje gedoopt. Zij overleed rond 5500 voor Christus in de Midden Steentijd. Zij is hiermee de oudst bekende mens uit Nederland.
In Zuid-Limburg bij Sittard en Geleen vestigen zich 7500 jaar geleden de eerste boeren op het grondgebied van wat nu Nederland is. Zij hadden kleine akkers met emmer- en eenkoorntarwe en gerst. Daarnaast hielden ze vee. Deze boeren maakten elegant aardewerk, versierd met banden.