Volwassenen. S.c.: Individueel instellen, dosis op geleide van de bloedglucosespiegel. De individuele insulinebehoefte ligt gewoonlijk tussen s.c. 0,3–1,0 E/kg lichaamsgewicht/dag. Kan afzonderlijk worden gebruikt of in combinatie met middellang- of langwerkende insuline.
Toediening gebeurt tussen 21 en 23 uur. Het nodige aantal eenheden insuline varieert van persoon tot persoon (8 tot 200 eenheden). Meestal begin je met het inspuiten van 10 eenheden insuline 's avonds.
Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden. Een hoge dosis zal dan over meerdere injecties per dag verdeeld moeten worden.
Is de bloedglucosewaarde tussen de 15 en 20 mmol/l, dan spuit u 4 eenheden extra. Is de bloedglucosewaarde tussen de 20 en 25 mmol/l, dan spuit u 6 eenheden extra.
De ratio is 1 op 10 (1:10). Dit betekent dat voor elke 10 gram Kh er 1 EH kortwerkende insuline gespoten of gebolust moet worden. Voor 70 gram Kh moet dan dus 7 EH kortwerkende insuline gespoten of gebolust worden (aantal Kh gedeeld door de ratio = 70 gedeeld door 10 = 7).
Iedereen heeft 24 uur per dag een klein beetje insuline nodig. Om hierin te voorzien, spuit u één of twee keer per dag langwerkende insuline. Deze wordt geleidelijk afgegeven aan uw lichaam. Om de glucosepieken na de maaltijd op te vangen, spuit u kortwerkende insuline.
Hoe kun je al simpel koolhydraten beperken? Hoeveel koolhydraten je moet eten, hangt af van je eetpatroon en je energieverbruik. Stel, je eet vijf boterhammen, een flinke avondmaaltijd en een paar tussendoortjes zoals fruit of een biscuitje en zuivel. Dat is al snel 160-180 gram koolhydraten per dag.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Een gevaarlijk hormoon
Maar insuline is ook een gevaarlijk middel. Bij een te hoge dosering, of een onverwacht sterke respons van het lichaam, kan na toediening de concentratie glucose zo ver teruglopen dat vitale cellen in de hersenen onvoldoende brandstof toegevoerd krijgen en afsterven.
Breng de naald helemaal in de huid en injecteer de insuline langzaam. Wanneer de injectieknop weer op 0 staat, de naald nog minstens 10 seconden in de huid laten zitten om ervoor te zorgen dat de volledige dosis geïnjecteerd is.
De een zegt bijvoorbeeld dat je eerst twee eenheden moet wegspuiten, de ander doet dat nooit. Dat maakt het ook niet eenvoudiger om patiënten te leren hoe ze zichzelf moeten injecteren. Door de handleiding wordt injecteren en adviseren een stuk eenvoudiger, zowel voor de zorgverlener als voor de patiënt.
Als te ondiep wordt geprikt komt de insuline in de huid terecht. In beide gevallen kunnen harde plekken en bloedingen of pijn optreden met als uiteindelijk resultaat vetophopingen of verdwijnen van het onderhuidse vet (lipodystrofie).
De belangrijkste bijwerking van insuline is een hypo. U heeft dan te weinig suiker in uw bloed. U merkt dat aan hongergevoel, een bleke huid, trillen, zweten, duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid en flauwvallen. Behandel een hypo direct door wat druivensuiker te eten of een drank met suiker te drinken.
Op een niet nuchtere maag gelden waarden tussen 7,8 en 11 mmol/l als verhoogde waarden. Komt uw bloedsuiker op nuchtere maag boven 6,9 mmol/l en op niet nuchtere maag boven 11 mmol/l, dan hebt u te hoge bloedsuiker en is er sprake van diabetes. Daarbij is het noodzakelijk dat u medicatie krijgt.
Een te lage bloedsuiker is gevaarlijk. Er is snel actie nodig. Uw bloedsuiker is te hoog als deze hoger is dan 9. Een te hoge bloedsuiker noemen we hyperglykemie.
Een goede bloedsuiker voor 's ochtends als u nog niet gegeten of gedronken heeft is: tussen 4,5 en 8. Dit heet de nuchtere bloedsuiker. Na het eten gaat uw bloedsuiker omhoog. Een goede bloedsuiker voor 2 uur na het eten is: lager dan 9.
De lever haalt een groot deel van de glucose uit het bloed en zet deze om in glycogeen en hiervoor is insuline nodig. Als je lang niets eet, kan je lichaam glycogeen weer omzetten in glucose (suiker), zodat je bloedsuiker niet verder daalt.
Wie diabetes type 2 heeft kan in veel gevallen door gezonder te eten, te bewegen en af te vallen ervoor zorgen dat het lichaam weer beter reageert op insuline. De bloedsuiker wordt dan lager en stabieler. Er zijn zelfs mensen die daardoor helemaal geen insuline of medicijnen meer nodig hebben.
De opname van insuline verschilt echter vanuit arm, bil, bovenbeen of buik. Injectie in de bovenarm wordt afgeraden omdat de kans op intramusculaire in plaats van subcutane toediening daarbij groter is. Opname vanuit de buik gaat sneller dan vanuit de bil en het bovenbeen.
Spuit de insuline niet te oppervlakkig. Hierdoor blijft de insuline te lang in het onderhuidse vetweefsel aanwezig. De insuline wordt dan trager opgenomen. Oppervlakkige injecties kunnen leiden tot hogere bloed- suikers en verdikkingen van de huid.
Kortwerkende insuline werkt het snelst als het onder de buikhuid wordt geïnjecteerd. Wanneer de insuline maar heel geleidelijk zijn werk moet doen, dus bij langwerkende insuline, is het beter om te injecteren in bil of been.
Melk en melkproducten zoals kaas, yoghurt en kwark vallen onder de categorie zuivel. Zuivel is gezond, ook als je diabetes hebt.
Conclusie. Het heeft geen zin om aardappelen te mijden om het risico op diabetes type 2 te beperken. Probeer beter overgewicht te vermijden. Aardappelen zijn een goede bron van koolhydraten, en maken deel uit van een gezonde eet- en leefgewoonte.