Nevenschikkende voegwoorden leggen een verband tussen twee hoofdzinnen, zinsdelen, woorden of woordgroepen, onderschikkende voegwoorden leggen een verband tussen een hoofdzin en een bijzin. Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want.
Bij nevenschikking heb je te maken met twee of meer hoofdzinnen, zoals de zinnen 1 en 2 hierboven. Deze hoofdzinnen worden vaak verbonden door een nevenschikkend voegwoord als en, of, maar en want. Nevengeschikte zinnen kunnen een aaneenschakelend, een tegenstellend of een oorzakelijk verband hebben.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
In een bijzin staat de persoonsvorm niet altijd vooraan. Een voorbeeld van een onderschikkende zin is: “Ik liep naar huis, omdat mijn fiets kapot was.” Zoals je ziet staat de persoonsvorm was helemaal achteraan, daaraan kan je herkennen dat het tweede deel een bijzin is!
Bij nevenschikking worden woorden, woordgroepen of deelzinnen die grammaticaal een gelijkwaardige functie naast elkaar geplaatst. In de meeste gevallen wordt daarbij gebruikgemaakt van nevenschikkende voegwoorden, zoals en, of en maar, of van reeksvormers, zoals zowel ...
Nevenschikkende argumentatie
De spreker of schrijver brengt meer dan één argument naar voren, waarbij de argumenten alleen samen, in onderlinge samenhang, een onderbouwing vormen van het standpunt. De argumenten zijn daardoor in feite van elkaar afhankelijk.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
Een bijzin (ook wel afhankelijke of ondergeschikte zin) is een zin die een zinsdeel kan zijn in een zin of een onderdeel van een zinsdeel. Een algemeen kenmerk van bijzinnen is dat ze een woordvolgorde hebben waarbij de persoonsvorm achteraan staat.
Een voegwoord is een woord dat twee korte zinnen, woordgroepen of woorden aan elkaar koppelt. Hij voegt de zinnen dus eigenlijk samen. Vandaar ook de naam. Een voegwoord vertelt je bovendien wat het verband is tussen de twee korte stukjes.
Er zijn twee soorten voegwoorden: Nevenschikkende en onderschikkende. (de zinnen zijn gelijkwaardig) of woorden met elkaar. en, maar, of, dan (wel), dus en want.
Het onderschikkend voegwoord omdat verbindt een hoofdzin met een ondergeschikte bijzin van reden of oorzaak. De bijzin kan na, maar ook voor de hoofdzin staan. (1a) Rianne viert haar verjaardag later, omdat ze op vakantie is. (1b) Omdat ze op vakantie is, viert Rianne haar verjaardag later.
Als je hebt bepaald of de zinnen in je samengestelde zin hoofdzinnen of bijzinnen zijn, kun je bepalen of je samengestelde zin onderschikkend of nevenschikkend is. Nevenschikking= Twee hoofdzinnen naast elkaar. Onderschikking= Een hoofdzin met een bijzin. Samengestelde zinnen worden verbonden door voegwoorden.
Hoewel is een voegwoord: een woord dat zinsdelen met elkaar verbindt. Ondanks is een voorzetsel, net als bijvoorbeeld bij, in, naar, met, tegen of dankzij.
Een hoofdzin is een zelfstandige zin. Een bijzin is een afhankelijke zin en kan niet bestaan zonder een hoofdzin. Een ander verschil tussen een hoofdzin en een bijzin is de woordvolgorde. In een hoofdzin staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats.
Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer hoofdzinnen of heeft één of meer bijzinnen. Bijzinnen noemen we ondergeschikt als ze deel uitmaken van de hoofdzin ( zie TIP hierboven).
Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want. Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Want is een nevenschikkend voegwoord: in de erop volgende zin staat de persoonsvorm vooraan. Omdat is een onderschikkend voegwoord: in de erop volgende bijzin staat de persoonsvorm achteraan. Ik open het raam, want het is hier veel te warm.
Bij nevenschikkende argumentatie wordt er een onderscheid gemaakt tussen onafhankelijke en afhankelijke argumenten. Bij onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten die gelijkwaardig aan elkaar zijn en die je van plaats zou kunnen wisselen in het schema.
Soms zal sprake zijn van een meervoudige argumentatie: de de beweringen kunnen dan los van elkaar al voldoende zijn om de conclusie te onderbouwen. Maar soms moeten deze beweringen juist in samenhang worden gelezen teneinde de ander te overtuigen. Dan is sprake van een nevenschikkende argumentatie.
Bij een onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een reeds genoemd argument. Voorbeeld: Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster.