Het gaat om mensen die in een huishouden wonen waarvan het totale beschikbare inkomen lager ligt dan de armoedrempel, die 1.293 euro per maand bedraagt voor een alleenstaande.
Een besteedbaar inkomen van € 1.135 per maand voor een alleenstaande correspondeert dus met € 1.555 voor een paar zonder kinderen (1,37 x € 1.135) en met € 1.850 voor een paar met één kind (1,63 x € 1.135).
Armoede onder werkenden (dat wil zeggen dat men beschikt over een huishoudelijk inkomen van minder dan 60% van het equivalent mediaan inkomen naar gezinslast) bevindt zich in België met 4,7% op een zeer laag niveau in vergelijking met het EU28 gemiddelde van 9,6%.
Het armoederisico lag in 2020 in het Vlaamse Gewest (9%) lager dan in het Waalse Gewest (18%) en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (28%).
Voor België is de armoedegrens een inkomen van € 13.023 netto per jaar, ofwel € 1.085 netto per maand voor een alleenstaande, of € 27.348 netto per jaar of € 2.279 netto per maand voor een huishouden van twee volwassenen en twee kinderen (< 14 jaar).
Enerzijds is er de materiële kloof: mensen vinden geen betaalbare, kwaliteitsvolle woning, stellen doktersbezoek uit, vinden moeilijk werk en kinderen uit kwetsbare gezinnen lopen een groter risico op schoolachterstand. Die materiële uitsluiting vormt de buitenkant van armoede.
De armoedegrens in Nederland ligt op 1090 euro voor alleenstaande, 1660 euro voor eenoudergezin met twee minderjarige kinderen, 1530 euro voor een paar en 2080 euro voor een paar met twee minderjarige kinderen. Iets meer dan één miljoen mensen leven in Nederland onder de armoedegrens.
In 2019 maakte 6,2 procent van de Nederlandse bevolking deel uit van een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens en liep aldus risico op armoede. Dat is iets minder dan in de twee voorgaande jaren, toen 6,3 procent van de bevolking van een laag inkomen moest rondkomen.
Rondkomen van 1000 euro per maand: Joost van Daalen
Johan kan hiermee rondkomen van 1000 euro per maand, maar er is niets over. Er moet dus niet iets kapot gaan. De huur is de helft van zijn inkomen, dus dan blijft er inderdaad niet zoveel over om van te leven.
Er bestaat geen wettelijk minimumbedrag voor het leefgeld. De bewindvoerder bepaalt de hoogte voor zijn of haar cliënt gebaseerd op het inkomen, vaste lasten en eventuele schulden. Indien het budget het toelaat, wordt er wel rekening gehouden met een normbedrag van 40 euro per week voor de eerste persoon.
Een laag inkomen is een inkomen dat niet hoger is dan 120% van het sociaal minimum. Dit houdt in dat de maximale netto bedragen per huishouden als volgt zijn: Voor alleenstaanden of alleenstaande ouders van 21 jaar en ouder is het maximale nettobedrag € 1322,18 per maand (inclusief vakantietoeslag);
Een modaal inkomen ligt in 2022 op 38.000 euro bruto per jaar, inclusief vakantiegeld. Ook middeninkomens hebben moeite om de energierekening te betalen. De mensen die reageerden op de enquête geven aan dat zij cruciale keuzes moeten maken in basisbehoeften.
De armoede uit zich onder meer in (zeer) beperkte financiële middelen, sociale uitsluiting, gezondheidsproblematiek en beperkte toegang tot onderwijs. In 2020 leefden ruim 900.000 mensen in een huishouden onder de lage-inkomensgrens, van wie 376.000 al ten minste vier jaar achtereen.
Armoede of pauperisme is volgens de definitie van de Verenigde Naties het niet kunnen voorzien in de primaire levensbehoeften, noodzakelijk om een menswaardig bestaan te kunnen leiden. Primaire levensbehoeften zijn schoon en drinkbaar water, voedsel, kleding, huisvesting en gezondheidszorg.
De meeste armoede komt echter voor in Midden- en Oost-Europa. In vrijwel alle landen in deze regio is meer dan de helft van de bevolking arm. Dit aandeel loopt op tot 90% of meer in Letland en Roemenië. Wel kennen deze landen een hoge mate van zelfvoorziening, vooral op het platteland.
Een zeer lage werkintensiteit houdt in dat een persoon (van 0 tot 59 jaar) in een huishouden woont waarin volwassenen tijdens het referentiejaar gemiddeld minder dan een vijfde van hun tijd aan het werk waren (dus de werkintensiteit < 0.2).
Het leefloon is één van de vormen van het recht op maatschappelijke integratie. Het is een minimuminkomen voor de mensen die over onvoldoende bestaans- middelen beschikken. Het OCMW gaat na of je inkomsten lager zijn dan het leefloonbedrag.
U vraagt het leefloon aan bij de sociale dienst van het OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) van uw gemeente. Hiervoor moet u alle nodige informatie geven: identiteit, het bedrag van uw inkomsten en van die van de mensen waarmee u samenwoont, samenstelling van het gezin, bezittingen ...
Werk wordt vaak gezien als de enig zaligmakende uitweg uit de armoede. Werk kan uiteraard een belangrijke factor zijn om uit de armoede te geraken, maar is dat niet automatisch. We merken dat (jonge) mensen in armoede vaak terecht komen in precaire jobs die deeltijds of tijdelijk zijn aan een laag loon.