In een klassenindeling zijn de getallen verdeeld in klassen van gelijke grootte, en staat bij elke klasse hoeveel waarnemingen in deze klasse horen. Hoewel je niet meer de oorspronkelijke reeks hebt, krijg je direct inzicht in de verdeling van de getallen uit de waarnemingsreeks, en kun je het gemiddelde schatten.
Om getallen overzichtelijker weer te geven, worden ze vaak onderverdeeld in groepen. Zo'n groep wordt dan een klasse genoemd. Een klasse bevat een aantal getallen die dicht bij elkaar liggen. De middelste waarde van een klasse wordt het klassenmidden genoemd.
Een handige klassenbreedte kun je als volgt berekenen: Neem het verschil tussen de grootste en de kleinste waarneming en deel dat door het gewenste aantal klassen.
Vermoedelijk gaat het over statistiek. Daar kan je je waarnemingen indelen in klassen en daar een tabel van maken. Bijvoorbeeld : Gegeven het gewicht pas geboren babies. Je zou een indelng kunnen maken in klassen van 0-500 g, 500-1000 g, 1000- 1500 g., enz.
Je telt eerst alle getallen bij elkaar op, dus: 15 + 4 + 9 + 16 = 44. Dit deel je vervolgens door het aantal getallen, dus 44 / 4 = 11. Het gemiddelde van deze getallen is dus 11. De modus is het getal of het woord dat het vaakst voorkomt in een groep.
De modus is het getal met de grootste frequentie. In de rij: 1, 5, 9, 5, 3, 5, 11, 5, 5, heeft het getal 5 de hoogste frequentie (= komt het vaakst voor). Hier is 5 dus de modus. Als er 2 of meer getallen dezelfde grootste frequentie hebben, dan is er geen modus.
De waarneming die het meest voorkomt in een reeks is de modus. In andere woorden, de waarneming met de hoogste frequentie. Bij een verdeling in klassen is de klasse waar de meeste waarnemingen in zitten de modale klasse. Als er twee waarnemingen allebei de hoogste frequentie hebben, dan heb je geen modus.
De modale klasse is het interval met de hoogste frequentie. De modale waarde wordt geschat als het middelpunt van de modale klasse.
De frequentie geeft aan hoeveel keer het waarnemingsgetal voorkomt. Als je bijvoorbeeld met een dobbelsteen 2 keer het getal 4 gooit en 1 keer het getal 6: Waarnemingsgetal 4 heeft de frequentie 2.
De absolute frequentie van een waarde is het aantal keer dat deze waarde voorkomt. Alle waarden en hun bijhorende frequentie brengen we onder in een frequentietabel. De som van alle absolute frequenties is gelijk aan het totaal aantal waarden.
De modale klasse is de klasse met de hoogste frequentie, d.w.z. de klasse met het meest voorkomende inkomen. modaal inkomen = is bij de personele inkomensverdeling het inkomen dat behoort bij de modale klasse. De modale klasse is de klasse met de hoogste frequentie, d.w.z. de klasse met het meest voorkomende inkomen.
Je vermenigvuldigt alle klassenmidden met de absolute frequentie en dit alles ga je dan optellen en delen door het aantal. De mediaan is gelijk aan het middelste cijfer. Bij een oneven aantal is dat makkelijk.
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
Echter kun je de frequentie ook berekenen met de formule f=1/T. f is de frequentie in Hertz (Hz). T is de trillingstijd in seconden (s).
De Riemann Hypothese
Dit probleem wordt door veel wiskundigen beschouwd als een van de moeilijkste wiskunde raadsels aller tijden. Als gevolg hiervan is de Riemann-hypothese nooit opgelost!
Wiskunde D is verbredend en verdiepend, maar het is niet noodzakelijk voor exacte vervolgstudies. Wel zullen leerlingen die wiskunde D hebben gevolgd beter zijn voorbereid op een technische universitaire studie dan anderen. Wiskunde D is een aantrekkelijk en uitdagend vak voor leerlingen die goed zijn in wiskunde.
Of je nou sociologie, psychologie, natuurkunde, biologie of economie wilt studeren, wiskunde is er een belangrijk onderdeel van. Je zult verschillende wiskundige problemen moeten oplossen tijdens je studie of werk. Veel studenten en volwassenen denken dat ze de wiskunde die ze leren nooit hoeven toe te passen.
Een histogram of kolommendiagram is de grafische weergave van de frequentieverdeling van in klassen gegroepeerde data, afkomstig uit een continue kansverdeling. Dit diagram toont kolommen met oppervlakte ter grootte van de (relatieve) frequenties opgericht boven de klassen.
Frequentie is het aantal keer per seconde dat stroom van richting verandert. De frequentie wordt gemeten in hertz (Hz), een internationale meeteenheid, waarbij 1 hertz gelijk is aan 1 cyclus per seconde. Hertz (Hz) = één hertz is gelijk aan één cyclus per seconde.
Er is geen verschil tussen een histogram en een staafdiagram. Dat is er wel; zie de paragraaf over welke soorten diagrammen met staven er zijn. Een histogram is geschikt voor weergave van twee statistische variabelen.
Er wordt vaak gezegd dat wiskunde A makkelijker is dan wiskunde B. Dat is niet per se zo. Je doet het immers gewoon op het niveau dat je hebt. Wel kan wiskunde A je beter liggen dan wiskunde B of andersom.
Een boxplot is een grafische weergave van een dataset waarbij een minimum (laagste waarde), het eerste kwartiel, de mediaan, het derde kwartiel en een maximum (hoogste waarde) worden weergegeven. Deze dataset kan bijvoorbeeld een grote database of een steekproef uit een populatie zijn.
De mediaan is het middelste getal in de waarnemingen als je die getallen op volgorde zet. Je kan daarom zeggen dat 50% van de waarnemingen onder de mediaan en 50% boven de mediaan bevinden.
De modus is ook voor een kansverdeling gedefinieerd, dus voor een kansfunctie of kansdichtheid en wel als de waarde met de grootste kans of kansdichtheid. Heeft een verdeling een, twee of meer modi, dan noemt men de verdeling unimodaal, bimodaal of multimodaal.
De modus is de waarde die het vaakst voorkomt in de dataset. Je kunt geen modus, één modus of meer dan één modus hebben. Om de modus te vinden, sorteer je de waarden in je dataset (categorisch of van kleinste naar grootste waarde), en selecteer je de antwoordoptie die het vaakst is gekozen.
Een dataset kan geen modus, één modus of meer dan één modus hebben: geen enkele modus: alle waarden zijn anders. unimodaal: één modus.