Een jonkheer is een adelijke titel. Het is de laagste adellijke titel nog onder die van ridder. Ben je een vrouw dan heet je een jonkvrouw.
De zonen en dochters van een jonkheer zijn jonkheer en jonkvrouw. De zonen en dochters van een edelman met een adellijke titel dragen dezelfde titel, een lagere titel of het predikaat jonkheer en jonkvrouw.
Jonkvrouw zijn een dagtaak
In de middeleeuwen moest een meisje dat jonkvrouw wilde worden, aan het hof van een vorstin of vrouwe van hoge adel opgevoed worden. Daar kwam je niet toevallig terecht. Als je familie was, had je meer kans. Of iemand deed een goed woordje voor jou.
Om eerst een misverstand uit de weg te ruimen: jonkheer/ jonkvrouw is geen titel, maar een predicaat. Iedereen van de Nederlandse adel mag dit predicaat voor zijn/ haar naam zetten; het is de laagste 'rang' die je kunt hebben.
Iedereen die tot de Nederlandse adel behoort, wordt aangeduid met het predicaat jonkheer of jonkvrouw, behalve als hij of zij recht heeft op een titel.
Wanneer behoor je tot de Nederlandse adel? Je bent van adel als je afstamt van een vader die van adel is en die bovendien dezelfde achternaam heeft als jij, omdat titel en predikaat met de achternaam verbonden zijn en adeldom alleen in de mannelijke lijn kan worden doorgegeven.
Meer Nederlandse adel
"In de 19e eeuw zijn veel mensen tot adel verheven, maar sindsdien gebeurt het niet zoveel meer." Maar het kan dus wel. Als je kan bewijzen dat je afstamt van een adellijke familie, kan je net als Lauta van Aysma een titel bemachtigen. "De kans is niet zo groot, maar het zou altijd nog kunnen.
Prins is de hoogste adellijke titel, maar kan ook een (lagere) vorstelijke titel zijn. Het vrouwelijke equivalent is Prinses. Koning is na keizer de hoogste vorstelijke titel, en met deze titel wordt het (mannelijk) staatshoofd van een koninkrijk aangeduid. Het vrouwelijke equivalent wordt koningin genoemd.
Van lagere adel naar hogere adel zijn dit: jonkheer/jonkvrouw, ridder (geen vrouwelijk equivalent), baron/barones, burggraaf/burggravin, graaf/gravin, markies/markiezin, hertog/hertogin, prins/prinses.
De locatie
De Jonkvrouw parkappartementen liggen in het gezellige dorp Geldrop in de groene loper naast het station en op loopafstand van het centrum. Ruimtelijk en dorps wonen met alle stedelijke voorzieningen van Eindhoven dichtbij, in de slimste regio van Europa.
Het werkterrein van de kasteelvrouwe
Omgeven door hun nageslacht, ridders, prinsessen, stalknechten, de hoefsmid, de medicijnman, geestelijke en het keuken en kasteelpersoneel. Met net buiten de kasteelmuren de landerijen met boeren en pachter die allemaal voor de kasteelheer en -dame werken.
De vrouwen droegen ruim geplooide lange jurken die om het middel met een koord waren ingesnoerd. Daaraan hing vaak, onder hun schort, ook een buideltje. Zij droegen vaak een aantal onderrokken waardoor ze dikker leken. Dat duidde op een goede gezondheid en misschien wel zwangerschap en dus vruchtbaarheid.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.
Om een baron of barones mondeling aan te spreken, gebruiken we meestal de gewone aanspreekvorm meneer of mevrouw. Voor non-binaire personen bestaat in het Nederlands nog geen aanspreekvorm.
Je afkomst was met name in de Middeleeuwen, maar ook zeker nog in de eeuwen daarna belangrijk. Je had adel in vele soorten en maten: bovenaan stonden koningen, daaronder hertogen, graven, baronnen en jonkheren.
Onder adel verstaan we een groep van mensen die behoren tot een oorspronkelijk bevoorrechte, in historische zin eerste maatschappelijke stand: de stand der edelen. Adeldom is nauw verbonden met een regerend vorstenhuis en heeft een erfelijke status.
De hoge adel werd gevormd door de koning en de keizer en de prinsen. De leden van de hoge adel zorgden voor de taken van de regering, terwijl de lagere adel slechts bevoorrecht was. De lagere adel betaalde in de Middeleeuwen geen belasting en kon carrière maken bij de staat.
Aan een adellijke titel hangt een prijskaartje. De betrokkene moet registratierechten betalen voor zichzelf (750 euro) en elke nakomeling (750 euro per kind en kleinkind, maar vanaf drie nakomelingen daalt de prijs tot 450 euro).
Verheffing in de Nederlandse adel was een gunst aan personen vanwege hun persoonlijke verdiensten voor de staat of omdat zij stamden uit een familie die generaties lang een vooraanstaande positie in de samenleving had ingenomen. Dat waren vaak afstammelingen van regenten van de stemhebbende steden in de Republiek.
Voor een ridder luidt die formule Hoogwelgeboren heer ridder. Bij brieven aan adellijke personen schrijven we in het adres de volledige naam na de titel.
Markies is een adellijke titel. In rangorde van de Belgische en Nederlandse adel, alsook van de Peerage van Engeland, staat de markiezentitel boven die van graaf en onder die van hertog.
De Nederlandse adel houdt hardnekkig vast aan een eigen spreektaal, waarmee men elkaar al binnen twee woorden herkent als 'uit een nette familie' dan wel als 'niemand'. Cruciaal in de taal van de Nederlandse adel zijn allerlei 'verboden' woorden en gezegden, die iemands bourgeois-achtergrond direct verraden.
Een hertog stond aan het hoofd van een hertogdom. In Nederland kennen we bijvoorbeeld het Hertogdom Brabant en het Hertogdom Gelre (Gelderland). De titel komt van het Germaanse: heir (leger), en tugan (trekken). Een hertog was dus een legeraanvoerder.
Baron, vrouwelijk barones, was in de middeleeuwen een feodale functie die meebracht dat men met een eigen garnizoen aan goed getrainde krijgslieden moest deelnemen aan veldslagen van de vorst, met een banier waarop het eigen wapen werd gevoerd.