Het verzamelen van gegevens tijdens het eerste contact wordt de initiële anamnese genoemd. Daarmee breng je de algemene (gezondheids)toestand van de cliënt in beeld.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten anamnese. Dit zijn algemene anamnese, speciale anamnese en tractus anamnese.
Een anamnese is een intakegesprek met uw arts. We nemen tijdens dit gesprek uw ziektegeschiedenis met u door. We bespreken het verloop van uw aandoening en of dit meer voorkomt in uw familie. Ook stellen we vragen over uw werk, levensomstandigheden en andere zaken die uw klachten kunnen beïnvloeden.
Samenvatting. De anamnese moet niet alleen informatie verschaffen over ziekte en gezondheid, maar ook over de patiënt als persoon, zijn emoties en sociale omstandigheden (zie paragraaf Communicatiekanalen).
Tijdens een anamnesegesprek stelt de arts je allerlei vragen die belangrijk kunnen zijn bij het stellen van een diagnose of het kiezen van een behandeling. Als je bijvoorbeeld last hebt van rugpijn is het voor de arts relevant om te weten of je de afgelopen tijd zware arbeid hebt verricht.
De anamnese, ofwel vraaggesprek, is een gestructureerde manier van het stellen van vragen aan het slachtoffer om meer informatie te verkrijgen over zijn klachten. Dit wordt met name door verpleegkundigen en artsen gebruikt en heeft voor eerstehulpverleners beperkte waarde in het veld.
Gordon maakt de classificatie aan de hand van 11 gezondheidspatronen. Hierbij worden waar te nemen patronen van menselijk gedrag omschreven. Ze verondersteld dat iedereen gebruikt maakt van functionele patronen die bijdragen aan gezondheid en kwaliteit van leven.
Daarnaast bestaat nog de mogelijkheid dat ook gevraagd wordt naar de leef- en werkomstandigheden en psychische factoren (o.a. stress), dit is een zogenaamde psychosociale anamnese. Een anamnese kan zowel schriftelijk als mondeling worden afgenomen.
Doel. In de verpleegkundige anamnese wordt de invloed van gezondheidsproblemen en ziekten op het vermogen van de zorgvrager tot zelfzorg geïnventariseerd. Hiervoor is het noodzakelijk de totale situatie van de zorgvrager in kaart te brengen.
Het doel van een anamnese is inzicht verkrijgen in de gebruikelijke levens- en gezondheidspatronen van de patiënt, de verstoringen die zich hierin hebben voorgedaan als gevolg van de gezondheidsproblematiek en de reacties van de patiënt hierop, zodat de aangeboden zorg een optimaal persoonsgericht karakter krijgt .
Het gaat om observaties, bij een patiënt bijvoorbeeld: polsslag, labuitslagen, huidkleur, lichaamshouding en taalgebruik. Voor een volledige anamnese zijn zowel subjectieve als objectieve gegevens nodig.
Een anamnese waarin aandacht is voor sociale gegevens waaronder huidige woonsituatie, burgerlijke status, leefstijl met sociale activiteiten (patiënt in systeem), aanwezig mantelzorgsysteem en overige hulpvoorzieningen en biografie, vormt een belangrijk onderdeel van het CGA.
Anamnese (Oudgrieks anamnêsis) betekent 'herinnering', en kan zijn: Anamnese (medisch): wat een patiënt zijn arts aan medische voorgeschiedenis kan vertellen. Verpleegkundige anamnese: het verzamelen van gegevens van de verpleegkundige bij de zorgvrager tijdens het verpleegproces.
Tijdens de anamnese verzamel je gegevens in de eigen leefomgeving van de cliënt. Dit doe je aan de hand van verschillende methoden: je observeert, je voert een gesprek en je doet (soms) lichamelijk onderzoek. Het verzamelen van gegevens tijdens het eerste contact wordt de initiële anamnese genoemd.
Methodisch handelen helpt de verpleegkundige in het nemen van de juiste stappen in het verpleegkundig proces. Het handelen is hierbij gebaseerd op het klinisch beoordelingsvermogen van de verpleegkundige en op wetenschappelijk bewijs.
De Gordon anamnese gaat uit van 11 gezondheids-categorieën (patronen) waarmee de zorgvragen opzich maar ook de invloed van de zorgvragen op elkaar in kaart worden gebracht. Een Gordon anamnese besteed ook aandacht aan hoe de patiënt zijn zorgvragen zelf beleeft.
SCEGS staat voor Somatisch, Cognitief, Emotioneel, Gedragsmatig, Sociaal. Voor de verdere begeleiding en behandeling is het van groot belang dat arts en patiënt het eens zijn over wat er aan de hand is: een verklaring of een gezamenlijke probleemdefinitie.
Het lichamelijk onderzoek bestaat uit het bekijken, beluisteren, bekloppen en bevoelen van uw lichaam. Zo kan de arts afwijkingen op het spoor komen van bijvoorbeeld de longen, de lever of het zenuwstelsel. Lichamelijk onderzoek vindt voornamelijk plaats aan de buitenkant van uw lichaam.
De PES methode is een hulpinstrument of meetinstrument om een verpleegkundige diagnose te stellen. Het wordt door verpleegkundigen gebruikt bij het opstellen en maken van een verpleegplan.
Met de PES-structuur kan de verpleegkundige alle verkregen informatie in drie gebieden indelen: Probleem; Etiologie; Symptomen.
De screenende anamnese wordt ook wel een systematische anamnese, systeemanamnese, sleepnetmethode of tractusanamnese genoemd (figuur 8.1). De vragen gaan niet over een specifieke klacht of diagnose die de arts overweegt.