Stel je voor dat je geboren bent, je ouders scheidden en je moeder hertrouwde met een nieuwe man en een kind kreeg met hem. Dat kind is je halfbroer of -zus, omdat je een moeder gemeen hebt, maar niet dezelfde vader. Dat kind groeit op, krijgt kinderen en die zijn dan je halfnichtjes en -neven.
Een zoon respectievelijk dochter van iemands oom/tante, ook wel volle neef respectievelijk volle nicht. In Vlaanderen wordt soms ook het woord kozijn gebruikt, dat vóór 1300 werd ontleend aan het Oudfrans.
De kinderen van je eerste neven en nichten zijn je eerste achterneven en achternichten. Je tweede neef of nicht is het kleinkind van een broer of zus van je grootouders.
Achteroom/-tante: hij of zij is een neef/nicht van je vader of moeder.
Stiefbroers en -zussen zijn kinderen die de samenwoonpartner van de wettelijke ouder heeft gekregen met iemand anders dan die wettelijke ouder. Halfbroers en –zussen zijn de kinderen van één van de wettelijke ouders met een ander persoon dan de andere wettelijke ouder.
Het belangrijkste verschil tussen halfbroers en stiefbroers en -zussen is hun biologische band met jou. Halfbroers en -zussen delen een bloedrelatie, terwijl stiefbroers en -zussen dat niet doen . Een ander belangrijk verschil is het juridische aspect: stiefbroers en -zussen worden wettelijk niet als familieleden beschouwd, terwijl halfbroers en -zussen dat wel zijn.
Halfbroers en -zussen erven de helft van wat een volle broer of zus erft.
Vierde graad
neven en nichten (kinderen van broers of zussen van de ouders); oudooms en oudtantes (ooms en tantes van de ouders).
In Vlaanderen spreekt men van achterneef/achternicht (kleinkind van broer of zus) en kozijnskind(eren), kleinkind van oom of tante.
Oudoom of oudtante: de broer of zus van je opa of oma. Oftewel de oom of tante van je vader of moeder. Overoudoom of overoudtante: de broer of zus van je overgrootvader of overgrootmoeder.
De kinderen van die grootouders zijn ooms (mannelijk) en tantes (vrouwelijk). Dit is derdegraads familie, omdat er drie stappen tussen zitten: kind → ouder → grootouder → oom (nonkel) of tante. Degenen met wie ooms en tantes getrouwd zijn, vormen aangetrouwde familie.
In ruimere zin hebben schoonbroer en zwager ook de betekenis 'de mannelijke partner van de broer of zus van iemands partner'. Algemeen gangbaar in het hele taalgebied als aanduidingen voor aangetrouwde familieleden zijn: schoonzus, schoonmoeder, schoonvader, schoondochter, schoonzoon en schoonfamilie.
Een huwelijk tussen neef en nicht, ook wel een cosanguïene huwelijk genoemd, waren ooit verboden. Dit was vooral omdat kinderen uit zo'n huwelijk met serieuze afwijken worden geboren, zo niet erger vroeg kunnen sterven. Des te dichter bij de voorouders, des te dichter bij de risico's.
Het kindje van mijn neef is míjn achterneefje. Zoals onze dochter zíjn achternichtje is.
Je moeder is 1e graads (in rechte lijn). Je opa is 2e graads (in rechte lijn). Je zus is 2e graads (in zijlijn): moeder (1) – zus (2). Je tante is 3e graads (in zijlijn): moeder (1) – oma (2) – tante (3).
Nu mensen pas laat kinderen krijgen zijn veel overgrootouders al gaan hemelen. Maar in vorige generaties had je ze nog volop. Do's oma was ook overgrootmoeder toen ze stierf. Haar achterkleinkinderen noemden haar 'superbomma'.
Die laatste aanduiding kan net als overgrootoma naar verschillende generaties verwijzen: naar de moeder van de betovergrootmoeder (ook wel oudmoeder genoemd) of – als we grootoma overslaan – naar de betovergrootmoeder zelf.
De gemeenschappelijke voorouder zelf kan als eerste generatie beschouwd worden, zijn kinderen zijn generatie twee, zijn kleinkinderen generatie drie, zijn achterkleinkinderen generatie vier, enzovoorts. Bij de meeste mensen is tijdens de geboorte wel een of meerdere grootouders in leven.
Neven en nichten zijn vierdegraads verwanten van de overledene (vier geboorten namelijk, geboorte overledene (1), geboorte ouder (2), geboorte oom/tante (3), geboorte neef/nicht (4)). Aangetrouwde familieleden zijn geen bloedverwanten, maar aanverwanten.
oudooms en oudtantes (oom of tante van ouders) van uw partner.
Schoonzus. Een schoonzus, zwagerin of zwageres is een vrouwelijk aangetrouwd familielid, waarbij de verwantschap dus is ontstaan door een geregistreerd partnerschap of huwelijk. In praktijk betekent dit dat er drie verschillende mogelijkheden zijn om iemand schoonzus of zwagerin of zwageres te noemen.
Bloedverwant betekent eigen familie: je deelt hetzelfde bloed. Alleen eigen familie kan dus volgens de wet erven. Schoondochters, schoonzonen, schoonzussen en zwagers zijn geen bloedverwanten van de overledene en kunnen daarom niet volgens de wettelijke regels van de overledene erven.
Als de overledene geen echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner, geen kinderen, geen kleinkinderen heeft en zijn/haar ouders niet meer leven, dan zijn/haar broers/zussen degenen die de nalatenschap erven .
De weduwe of weduwnaar krijgt het vruchtgebruik van de hele nalatenschap. Concreet krijgt de langstlevende het eigen vermogen van zijn overleden partner en de helft van het gemeenschappelijk vermogen in vruchtgebruik. De kinderen erven de blote eigendom.