Fonologische stoornis Een fonologische stoornis is een probleem met het tijdig aanleren van de regels en spraakklanken van een taal. Een kind is bezig de volwassen taal te leren en past hierdoor aanvankelijk taalregels toe die vereenvoudigd zijn.
Een kind met fonologische articulatieproblemen heeft moeite met de betekenistoekenning. Er is sprake van een inconsistent, onregelmatig foutenpatroon (De Jong, 1997). Een kind met fonetische articulatieproblemen heeft moeite met de motorische productie van een klank (Stes, 2005).
Bij de fonologische ontwikkeling gaat het om de ontwikkeling van het (onbewuste) herkennen en gebruiken van patronen die betrekking hebben op spraakklanken, lettergreepstructuur en klemtoon (Dungen, 2008). Vanaf een leeftijd van ongeveer 7 maanden beginnen kinderen te brabbelen.
Backing: Klanken die normaliter voorin de mond worden uitgesproken worden vervangen door een klank achter in de mond. Gliding: Diverse klanken worden vervangen door een [j] of een [w] Deletie: Klanken of lettergrepen van een woord worden weggelaten. Reductie: Woorden met twee medeklinkers achter elkaar worden verkort.
Het vermogen om klanken te herkennen en van elkaar te onderscheiden.
Zo houdt fonologisch bewustzijn in dat kinderen weten dat woorden kunnen rijmen, dat woorden ook uit lettergrepen en verschillende klanken bestaan. Fonemisch bewustzijn slaat enkel op klanken, het is de vaardigheid om klanken te kunnen onderscheiden in woorden.
Fonologisch bewustzijn houdt in het kunnen omgaan met klanken. Bijvoorbeeld het opsplitsen van woorden in lettergrepen ('hakken'), het verbinden van lettergrepen tot een woord ('plakken') en het rijmen. Het kind leert naar de vorm van woorden te kijken in plaats van naar de betekenis.
De wijze van diagnose van een spraakstoornis hangt af van het type spraakstoornis (stotteren, dysarthrie, verbale ontwikkelingsdyspraxie, verbale apraxie, stemstoornissen ...). In de meeste gevallen zal een logopedist en/of arts betrokken zijn bij de diagnosestelling.
Fonologie of klankleer is de tak van de taalwetenschap die de kleinste, betekenisonderscheidende klanken bestuderen. Deze klanken heten fonemen.
De tong kan zijwaarts breed tussen de zijtanden of kiezen worden geschoven. Ook dan ontstaat een onzuiver [s]-geluid. Kinderen of volwassenen met een open beet, bij wie er te veel ruimte is tussen de onder- en boventanden, zullen hun tong vaak tussen de opening van de tanden duwen. Je hoort dan een foutieve [s].
Wat doet de logopedist bij een fonologische stoornis? De logopedist zal meestal eerst onderzoek doen naar de spraak- en taalontwikkeling. Zij zal je ook vragen of er taalproblemen of dyslexie voorkomen in de familie. De spraak wordt nauwkeurig geanalyseerd om precies te ontdekken hoe het kind praat.
Met auditieve vaardigheden bedoelen we: rijmen, horen van de eerste, middelste of laatste klank in een woord, het hakken (auditieve analyse) en plakken (auditieve synthese) van woorden en verschillen horen tussen klanken/woorden (auditieve discriminatie).
Voorbeelden fonologische articulatiestoornis: Backing: De articulatieplaats verschuift van voor naar achter (dier –> kier). Devoicing: Stemhebbende medeklinkers worden vervangen door stemloze medeklinkers (beer –> peer). Gliding: De /l/ en de /r/ worden vervangen door een /w/ of een /j/ (lief –> wief of jief).
Kinderen die lispelen of slissen bijvoorbeeld. In de taalontwikkeling komen de 'l' en de 'j' vroeger dan de 'r', en die zijn allebei familie van de 'r' dus de kinderen gaan de 'r' gewoon vervangen door een 'l' of 'j'. Dat is een normaal verschijnsel, dus zeker op de leeftijd van 5 jaar. Je hoeft er niets aan te doen.
Dysfasie is een neurologische stoornis in de spraak-taalontwikkeling: het kind begrijpt meestal veel meer van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen. Dysfasie komt best vaak voor, ook de ernstige vormen.
Hodson & Paden is een behandelmethode voor (zeer) jonge kinderen. Op basis van een articulatieonderzoek zal je logopedist kijken naar welke klanken en klankcontrasten belangrijk zijn om te gaan ontwikkelen. Ze zal hiervoor een plan opstellen, dit noemen we een cyclus.
Fonologische verwerking
Fonologisch bewustzijn verwijst naar het vermogen om fonologische segmenten van een woord, zoals spraakklanken of syllabes, bewust te kunnen segmenteren of te manipuleren (bijvoorbeeld een klank uit een woord weglaten, klanken verwisselen in woorden of woorden splitsen in syllabes of klanken).
De morfologie is het onderdeel van de taalkunde dat handelt over de verbuiging en vervoeging van woorden en de wijze waarop door afleiding en samenstelling woorden worden gevormd.
Bij een taalstoornis kan iemand zijn gedachten niet meer omzetten in woorden, zinnen en een verhaal; er kunnen problemen zijn met het begrijpen van gesproken en geschreven taal. Een spraakstoornis betreft alleen de spraak: woorden en zinnen worden niet goed of niet duidelijk uitgesproken.
Primaire Progressieve Afasie (PPA) is een vrij zeldzame vorm van dementie, die in de eerste twee jaar, en soms langer, alleen het taalgebied in de hersenen aantast. Hierdoor kan je naaste met PPA nog lang zelfstandig van alles doen: tuinieren, koken en bridgen.
Hoe ontstaat afasie? Afasie ontstaat door hersenletsel. De oorzaak van zulk hersenletsel is meestal een bloedvataandoening. Soms is een verwonding van de hersenen (hersentrauma) of een gezwel in de hersenen (hersentumor) de oorzaak.
Mensen met fonologische dyslexie hebben moeite met het koppelen van letters aan klanken van woorden en van woorden in zinnen. En als ze al daarmee moeite hebben, zijn alle verdere stappen in het leren lezen moeilijker en ontstaat er vaak een opeenstapeling van lees-problemen.
Op een speelse manier wordt in de kleutergroepen al gewerkt aan dit 'hakken en plakken' met klanken en lettergrepen en met het herkennen van letters. Naast auditieve vaardigheden zijn ook visuele vaardigheden belangrijk.
Het gemiddeld aantal fonemen per taal is 35. In het Nederlands zijn er ongeveer 40, en het Engels heeft er ongeveer 44.