Dyspraxie, ook wel Developmental Coördination Disorder (DCD) genoemd, is een ontwikkelingsstoornis van het motorische systeem in de hersenen. Elke beweging, hoe ogenschijnlijk simpel ook, is het resultaat van een zorgvuldige en ingewikkelde planning en organisatie in de hersenen.
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk. Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima.
Kan dyspraxie voorkomen worden? De precieze oorzaak van DCD is niet bekend, maar de stoornis wordt in verband gebracht met te vroeg geboren kinderen of kinderen met een laag geboortegewicht. Soms kunnen veranderingen in de hersenen worden waargenomen op een door een arts aangevraagde hersenscan.
Dyspraxie is een stoornis bij het verwerken van informatie uit het lichaam, met name uit spieren en gewrichten. Dat leidt tot problemen met zowel de fijne motoriek als de grove motoriek en met motorische vaardigheden. Helaas kunnen wij de dyspraxie zelf niet behandelen. Dit betekent niet, dat we niets kunnen doen.
Kenmerken DCD
Spontaan nieuwe bewegingen uitproberen is beperkt. Alle motorische vaardigheden moeten aangeleerd worden, niets lijkt vanzelf te gaan (bv. kleren aan- en uitdoen, rits sluiten). Een nieuwe vaardigheid zoals fietsen of zwemmen aanleren, vraagt veel meer moeite en duurt langer dan bij andere kinderen.
ODD is een afkorting van het Engelse Oppositional Defiant Disorder. In Nederland spreken we van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. CD is een afkorting van het Engelse Conduct Disorder. De Nederlandse term hiervoor is (antisociale) gedragsstoornis.
DCD is een ontwikkelingsstoornis van de coördinatie van bewegingen. DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, in het Nederlands vertaald coördinatie- ontwikkelingsstoornis.
Dyspraxie komt behoorlijk vaak voor. Ongeveer 5 tot 6% van de bevolking zou een vorm van dyspraxie hebben. De ontwikkelingsstoornis treft meer jongens dan meisjes. Het risico op dyspraxie is veel groter bij prematuur geboren kinderen of kinderen met een laag geboortegewicht.
Wat merk ik als mijn kind DCD heeft? Uw kind beweegt anders dan andere kinderen. Hij of zij kan moeilijk nieuwe bewegingen leren. Bewegen gaat moeilijker of onhandig.
Soms heeft een kind een probleem in het taalsysteem. Dit kan dysfasie zijn. Dysfasie is een neurologische stoornis in de spraak-taalontwikkeling: het kind begrijpt meestal veel meer van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen. Dysfasie komt best vaak voor, ook de ernstige vormen.
Op dit moment kunnen kinderen kiezen uit zo'n 20 sportvaardigheden variërend van skeeleren, longboarden, tennissen, voetballen en touwtje springen tot het leren van de handstand, de radslag of de judorol.
Er zijn 2 soorten taalstoornissen. Stoornissen die ontstaan bij het leren van taal door kinderen (taalontwikkelingsstoornissen). Deze komen het meest voor. En er zijn stoornissen die later ontstaan, bijvoorbeeld door hersenletsel.
Aanbeveling. De diagnose DCD wordt gesteld door een arts die hiertoe geschoold en competent is (kinderrevalidatiearts, kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog, kinderpsychiater) of door een GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist. De diagnose wordt gesteld met gegevens vanuit een multidisciplinair team.
Uw kind kan alleen behandeld worden of in een groep. In een groep heeft uw kind contact met andere kinderen met DCD. Dit kan goed zijn voor het zelfvertrouwen. Er zijn geen medicijnen die helpen bij DCD.
Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden. Ook hebben ze moeite met het coördineren van hun bewegingen. Hun motoriek ziet er onhandig uit. Er zijn geen aantoonbare medisch-neurologische oorzaken of lichamelijke gebreken (zoals spasticiteit of doofheid) bij DCD.
Spraakapraxie is een spraakstoornis veroorzaakt door een hersenbeschadiging. Bij alle handelingen die u uitvoert (zoals aankleden, scheren, lopen, fietsen, spreken) gebruiken onze hersenen vaste schema's. Door deze schema's weet u in welke volgorde u een handeling moet uitvoeren.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelen zich (veel) langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan bijvoorbeeld later rollen, zitten, staan, lopen of praten. Vaak zijn er vanaf de geboorte al (lichamelijke) klachten. Soms wordt een ontwikkelingsachterstand pas later duidelijk.
Voluit geschreven staat McDD voor Multiple complex Developmental Disorder. In het Nederlands is het vertaald als meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis. McDD komt op jonge leeftijd al tot uiting. Het kind vindt het heel lastig om met de eigen emoties en gedachten om te gaan.
Kinderen die DCD hebben, hebben moeite met het aanleren en uitvoeren van motorische taken, zoals zich aan- en uitkleden, fietsen, zwemmen, tekenen, knippen en schrijven. Handelingen die voor andere kinderen vanzelfsprekend zijn, vergen voor deze kinderen heel veel inspanning.
Geef complimenten als uw kind zijn of haar best doet. Help uw kind met bewegen door te oefenen met de dagelijkse dingen. Uw kind kan bijvoorbeeld helpen met eten koken, zelf brood smeren of zichzelf aan- en uitkleden. Uw kind leert van de therapeut manieren hoe hij of zij kan omgaan met moeilijke dingen.
Route naar de diagnose DCD
Voor observatie en onderzoek door een kinderrevalidatiearts is een verwijzing nodig van de huisarts, of van een kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog of kinderpsychiater als die bij het kind betrokken is.
Het hoogbegaafde kind doet weinig motorische faalervaringen op en oefent te weinig waardoor het niet leert automatiseren. Daardoor kan het in de lagere school problemen krijgen met bvb. de tafels leren, een vaardigheid die ook automatisering vereist.
Dat kan verklaard worden door een vertraagde rijping van het motorische systeem. In de puberteit komt er namelijk extra groeihormoon vrij, waardoor ook de motoriek versneld kan gaan rijpen. Maar dat is helaas niet bij iedereen het geval.” “Bij sommigen is die extreme onhandigheid blijvend.
Dysgrafie is de beperking in het vermogen om te schrijven, zonder dat het kind een cognitieve stoornis heeft. Bij een kind met dysgrafie is het handschrift onleesbaar of slecht leesbaar. Vaak schrijft het kind in een langzaam tempo.