Een diagonaal is een lijn die het ene hoekpunt met het andere tegenoverliggende hoekpunt verbindt. Hiernaast zie je een voorbeeld van een rechthoek, de blauwe lijnen die je ziet zijn diagonalen. Diagonalen heb je soms nodig om de oppervlakte van de figuur te berekenen, bijvoorbeeld bij de ruit.
Bijvoorbeeld, in vierkant ABCD verbinden diagonalen A met C en B met D. Pentagons hebben altijd vijf diagonalen die een stervormig patroon vormen met een kleinere pentagon in het midden. De vorm van de polygoon en het aantal diagonalen zijn niet gerelateerd.
Het woord diagonaal kunnen we alleen gebruiken als we het hebben over een figuur met hoeken, zoals een vierkant. De diagonaal is dan de lijn die precies van de ene hoek naar de tegenoverstaande hoek loopt. Vaak wordt de diagonale lijn ook wel een schuine lijn genoemd, maar dit is niet altijd juist.
Diagonaal betekent in het algemeen: schuin lopend, onder een hoek van 45 graden. Dat komt er meestal op neer, dat een diagonaal in een figuur vanuit een hoek naar de hoek er tegenover loopt. De twee diagonalen in een vierkant, de blauwe stippellijnen, staan loodrecht op elkaar.
Een diagonaal is een lijn die het ene hoekpunt met het andere tegenoverliggende hoekpunt verbindt. Hiernaast zie je een voorbeeld van een rechthoek, de blauwe lijnen die je ziet zijn diagonalen. Diagonalen heb je soms nodig om de oppervlakte van de figuur te berekenen, bijvoorbeeld bij de ruit.
Benoemen in vierhoeken het lijnstuk dat twee niet opeenvolgende hoekpunten met elkaar verbindt, als diagonaal.
Dus werkelijk zijn er in totaal vijf diagonalen voor een vijfhoek. waar n het aantal hoekpunten is in de veelhoek. Dit komt omdat we vanuit elk hoekpunt twee diagonalen kunnen trekken, maar we moeten de lijnen trekken naar elk beschikbaar punt.
Een diagonaal is een lijnstuk dat 2 punten met elkaar verbindt die niet naast elkaar liggen.
De diagonalen van een ruit vallen gelijk met de bissectrices.De diagonalen van een ruit delen elkaar in twee gelijke delen.De diagonalen van een ruit zijn ook de symmetrieassen. Een ruit is een speciaal geval van een parallellogram, trapezium en een vlieger.
Diagonaal is iets wat schuin en dwars is. Dit zit tussen horizontaal en verticaal in.
Lijn en streep zijn synoniemen in de betekenis 'haal of trek met potlood, pen, verf enzovoort'. Een regel is een reeks woorden die over een bepaalde vaste breedte naast elkaar geschreven, gezet of gedrukt zijn. Een rechte lijn / streep tekenen is niet zo gemakkelijk. De tekst mag niet langer zijn dan honderd regels.
dwars, schuin, overdwars, overhoeks. als synoniem van een ander trefwoord: schuin (bw) : diagonaal, dwars, scheef, hellend, glooiend, schuins.
Een lijn of rechte is een eendimensionale structuur zonder kromming, bestaande uit een continue onbegrensde aaneenschakeling van punten.
Een diagonaalvlak verbindt twee ribben met elkaar, maar is geen grensvlak van de figuur. Je kunt in veel ruimtelijke figuren diagonaalvlakken tekenen. Een lichaamsdiagonaal van een ruimtelijke figuur is een diagonaal van een diagonaalvlak.
Een diagonaal is een lijn in een vlakfiguur van hoekpunt naar hoekpunt, maar niet naar het aanliggend hoekpunt. De lijn naar het aanliggende hoekpunt wordt een zijde genoemd.
schuin lopend vanuit een hoek naar de hoek er schuin tegenover.
Diagonaal betekent in het algemeen: schuin lopend, onder een hoek van 45 graden. Dat komt er meestal op neer, dat een diagonaal in een figuur vanuit een hoek naar de hoek er tegenover loopt.
Een tienhoek heeft 27+8=35 27 + 8 = 35 diagonalen. Een tienhoek heeft 35 diagonalen. Een elfhoek heeft 35+9=44 35 + 9 = 44 diagonalen. Een veelhoek met 42 diagonalen bestaat helemaal niet.
Zeshoekig hexagonaal zeskantig met zes hoeken. Een zeshoek of hexagoon, ook wel hexagon genoemd.
Een vierkant heeft altijd vier gelijke hoeken van 90° en vier gelijke zijden die per twee evenwijdig zijn. Een rechthoek en een ruit zijn allebei een trapezium en een parallellogram, maar een rechthoek is geen ruit en een ruit geen rechthoek.
Merk op dat een parallellogram niet lijnsymmetrisch is. Je kunt nergens een symmetrieas (spiegel-as) tekenen zodat wanneer je het figuur dubbelvouwt op de symmetrieas, het figuur precies op elkaar valt.
De vierkant: heeft altijd vier hoeken van 90°. Bij elkaar zijn de hoeken 360°. De rechthoek: heeft net als de vierkant vier hoeken van 90°. De driehoek: heeft altijd 3 hoeken, maar dit kunnen rechte, scherpe of stompe hoeken zijn.