Het doel is om erachter te komen hoe de leerling rekent, denkt en handelt. Het gesprek met de leerling levert informatie op voor het benoemen van de onderwijsbehoeften van de leerling.
Een diagnostische gesprek betekent: mondelinge communicatie tussen tenminste twee personen om een oorzaak te vinden van een gevolg aan de hand van optredende verschijnselen.
Het rekengesprek is een praktische gesprekstool waarmee je rekenproblemen kunt analyseren mét studenten en snel tot de kern van het probleem én de oplossing kunt komen.
Met een diagnostisch spellinggesprek kan een leerling aangeven over welke geschreven woorden hij zeker is, over welke hij twijfelt en welke er zeker fout zijn. Een gesprek over de aanpak van de leerling geeft informatie over het spellingproces van deze leerling.
Leren rekenen is onlosmakelijk verbonden met de rekenbeleving. Rekenbeleving impliceert drie samenhangende aspecten: gedragingen, gedachten en gevoelens, die leerlingen hebben of ervaren ten aanzien van rekenen in het algemeen en hun eigen rekenvaardigheid in het bijzonder.
Kien rekenen is de geheel vernieuwde opvolger van Kien en biedt leuke en uitdagende rekenopdrachten voor goede en snelle rekenaars van groep 3 tot en met 8. Bij het ontwikkelen van Kien rekenen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: De opdrachten zijn pittiger dan die van reguliere reken-wiskundemethodes.
Diepgaande Interesse: Sterke rekenaars tonen vaak een diepgaande interesse in wiskunde en zijn gemotiveerd om meer te leren dan de lesstof vereist. Zelfstandigheid: Ze zijn vaak in staat om zelfstandig te werken en hebben minder begeleiding nodig bij het oplossen van wiskundige problemen.
Het Griekse woord 'diagnosis' betekent onderscheiding. Het diagnostisch proces is dan ook bedoeld om onderscheid te maken tussen gezonde en zieke personen, of tussen personen met een verschillend stadium of een verschillende mate van ernst van een bepaalde aandoening.
Met de Continu Benoemen & Woorden Lezen-test (CB&WL) screen je leerlingen op taal-leesstoornissen, waaronder dyslexie. De test meet de snelheid van het hardop benoemen van series kleuren, cijfers, plaatjes en letters en het hardop lezen van woorden.
Een goede diagnose bevat minimaal een beschrijving van de aard, de ernst, het ontstaan en het beloop van de klachten en problemen en de betekenis hiervan voor de patiënt. Idealiter biedt de diagnose een verklaringsmodel voor de klachten en problemen en een aangrijpingspunt voor de behandeling.
Drieslagmodel in het onderwijs
Het model is gebaseerd op de principes van interactief onderwijs en richt zich op drie essentiële elementen van rekenwiskundige vraagstukken: context, bewerking, en oplossing. Het drieslagmodel bestaat uit drie stappen: plannen, uitvoeren, en reflecteren.
Een gesprek heeft meestal een bepaald doel. Een gesprek kan ook meer dan één doel hebben. Het doel van een gesprek kan bijvoorbeeld informeren zijn. Wanneer het doel van een gesprek informeren is, probeer je iemand informatie te geven of probeer je informatie van iemand te krijgen.
Een essentieel doel van goed reken-wiskundeonderwijs is het ontwikkelen van functionele gecijferdheid voor alle kinderen, maar rekenen is meer dan dat. Het gaat ook om het kunnen toepassen van deze kennis in allerlei dagelijkse situaties.
De definitie van diagnostiek in de beleidsregel is: activiteiten met als doel (bijdragen aan) het stellen van een diagnose, uitgevoerd door een zorgverlener die hiervoor bevoegd en bekwaam is. Een consult diagnostiek is een consult met enkel als doel het uitvoeren van diagnostiek.
Het rekengesprek is een praktische gesprekstool waarmee je rekenproblemen kunt analyseren met leerlingen en snel tot de kern van het probleem én de oplossing kunt komen.
Diagnostische instrumenten zijn gericht op het stellen van een diagnose. Met deze instrumenten kan een ziekte of probleem worden vastgesteld. Een voorbeeld van zo'n instrument is de ADIS-C, de 'Anxiety Disorders Interview Schedule for DSM-IV' (Siebelink en Treffers 2001).
De FAT-R meet de vaardigheid om gesproken woorden in fonemen te kunnen analyseren bij kinderen tussen de 7 t/m 14,5 jaar. De resultaten van de FAT-R ondersteunen de verklarende diagnostiek van lees- en spellingstoornissen.
Grafeem-foneemassociatie, oftewel letter-klankkoppeling, houdt in dat een kind een bepaalde klank kan koppelen aan het bijbehorende teken en andersom (SDN, 2016).
Er zijn drie soorten diagnoses die verschillen in de mate waarin de oorzaak bekend is: symptoomdiagnose (weinig bekend over oorzaak), syndroomdiagnose en ziektediagnose (veel bekend).
De onderzoeken
Het onderzoek bestaat meestal uit verschillende afspraken, die twee uur duren. Wat voor onderzoeken er worden uitgevoerd, verschilt per onderzoeksvraag. Er zijn verschillende testen en vragenlijsten die afgenomen kunnen worden, gericht op specifieke klachten of onderzoeksvragen.
Diagnostische toetsing
Een diagnostische toets kan zowel schriftelijk als mondeling zijn. Het doel van diagnostische toetsing is om te achterhalen in hoeverre leerlingen voldoen aan wat beoogd wordt. Zij krijgen feedback en kunnen vervolgens aan hun zwakke punten gaan werken.
Nederlands en referentieniveaus in het mbo
Het laagste niveau is 1F, terwijl het hoogste niveau 4F is. Niveau 2F wordt beschouwd als het basisniveau dat minimaal vereist is om goed te functioneren in de maatschappij. Mbo-studenten op niveau 2 en 3 leggen een Nederlands examen af op niveau 2F.
Het zijn vragen die het creatief denken en handelen, probleemoplossend denken en handelen en kritisch denken en redeneren stimuleren. Kort gezegd: een rijke rekenvraag is een vraag die de leerling 'aan' zet. Door met deze vragen de dialoog aan te gaan, worden leerlingen aangezet tot wiskundig denken en leren.
Het doel van het prioriteitenspel is dat een schoolteam een diepgaand gesprek voert over het onderwijs in rekenen en wiskunde op de eigen school. Daardoor ontwikkelt het team een gedeelde visie op reken- en wiskundeonderwijs. Ook stelt het team gezamenlijk vast wat prioriteiten zijn om een verbeterslag op in te zetten.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.