Een voorbeeld van een bijwoordelijke bepaling is: 'Ze heeft Wim voor zijn rapport een cadeau gegeven'. In deze zin is 'voor zijn rapport' de bijwoordelijke bepaling.
Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling? Bij zinsontleding zoek je eerst de persoonsvorm en het onderwerp van de zin. Dan kijk je of er een lijdend voorwerp en eventueel een meewerkend voorwerp in de zin staat. De overgebleven zinsdelen zijn vaak bijwoordelijke bepalingen.
Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.
De bijwoordelijke bepaling in een zin zijn de overgebleven woorden die antwoord geven op de vragen: waar, wanneer, waarmee, waarheen, waarvandaan, wat, hoe, met wie/wat, waarom en hoelang. In sommige zinnen kan de bijwoordelijke bepaling ook: nou, wel, niet of ook zijn.
De Amerikaanse luchtmacht heeft de innovatieve lucht- en ruimtevaartstartup JetZero en Northrop Grumman geselecteerd om een volwaardig blended wing body-vliegtuig (BWB) te ontwerpen, bouwen en vliegen. Het vliegtuig moet de verbeterde mogelijkheden demonstreren voor een verbeterde efficiëntie, duurzaamheid en vrachtcapaciteit op multifunctionele militaire en commerciële platforms.
Wat is een bijwoord? Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin. Zo is heel in 'Zij is heel aardig' een bijwoord. In 'Ik kom morgen niet' zitten twee bijwoorden: morgen en niet.
Hier staan twee bijwoordelijke bepalingen: een van tijd (vorig jaar) en een van plaats (in Gent); een bepaling van tijd staat in het Nederlands meestal vóór een bepaling van plaats. Bijwoordelijke bepalingen kunnen worden onderverdeeld in diverse categorieën: van tijd (Wanneer?) van plaats (Waar?)
Bijwoorden zijn woorden of zinnen die meer informatie aan de zin geven . Ik ontdekte eerder vandaag fronted adverbials. In de zin hierboven is 'earlier today' het bijwoord.
De ondergeschikte bijwoordelijke bepaling is een bijwoordelijke bepaling die iets zegt over een woord dat geen zelfstandig naamwoord is. Zowel de bijwoordelijke bepaling als de ondergeschikte bijwoordelijke bepaling staan in hetzelfde zinsdeel als het woord waar ze iets over zeggen.
'Fronted adverbial' is dus een beschrijving van dingen die je voor de hoofdzin zet - waarvan er verschillende constructies mogelijk zijn. 'Subordinate clause' is een beschrijving van een clausule die de hoofdzin of elementen binnen een hoofdzin wijzigt.
Bijwoorden van tijd: gisteren, vandaag, nu, later, binnenkort.
Een bvb zegt iets over een zn; een bwb zegt iets over het gezegde. Een bvb is een deel van een zinsdeel; een bwb is een zelfstandig zinsdeel. Een bwb kun je voor de persoonsvorm plaatsen zonder de betekenis van de zin te veranderen, bij een bvb kan dat niet.
Een lijdend voorwerp kan een zelfstandig naamwoord zijn (bijvoorbeeld fiets, een meisje, Anna), een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern (haar nieuwe kleren) of een persoonlijk voornaamwoord (mij, je, haar, hem, het, ons, jullie, hen).
De bp vinden
Om de bp in een zin te vinden heb je eerst de persoonsvorm en het onderwerp nodig. Daarna kijk je of er sprake is van een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp. In de overgebleven zinsdelen kan een bijwoordelijke bepaling gevonden worden.
Lichtwaarde , in fotografie. Lichtschip, een schip dat als vuurtoren fungeert. Livermorium, symbool Lv, een chemisch element. Lage spanning.
Snel, langzaam, gisteren, vorige week, hier, daar, vandaag, dagelijks, nooit, zelden, extreem, jaarlijks , etc. zijn enkele voorbeelden van bijwoorden.
De meeste bijwoorden worden gemaakt vanuit bijvoeglijk naamwoorden (beautiful, slow etc.) en kan je herkennen aan de uitgang –ly (beautifully, slowly etc.), op een paar uitzonderingen na (hier komen we verder in dit artikel op terug).
Andere voorbeelden van voorzetsels zijn: aan, achter, bij, binnen, boven, buiten, dankzij, door, gedurende, in, langs, naar, nabij, om, omstreeks, over, per, qua, rond, sinds, te, tegen, tegenover, tot, tussen, uit, van, vanaf, vanuit, via, volgens, voorbij, wegens, zonder.
Bijwoordelijke bepalingen komen ook voor als zinsdeelstuk.
Het zijn dan bepalingen bij een bijvoeglijk naamwoord, een bijwoord of een telwoord. In tegenstelling tot een bijvoeglijke bepaling staat een bijwoordelijke bepaling niet bij een zelfstandig naamwoord. Meestal gaat het om een bepaling van graad.
Wat de structuur van een bijvoeglijke bijzin betreft, moet u het volgende weten. Het begint met een betrekkelijk voornaamwoord zoals who, that, which, whose, etc.en komt direct na het zelfstandig naamwoord of de zelfstandig naamwoordgroep die het modificeert . Dit wordt op zijn beurt gevolgd door een zelfstandig naamwoord of een werkwoord.
Hoe vind je het wederkerend voornaamwoord in een zin? Om een wederkerend voornaamwoord te vinden, zet je kind een zin in de hij-vorm (derde persoon).Het wederkerend voornaamwoord verandert hierdoor in het woordje 'zich'. Voorbeeld: 'Ik vergiste me in de tijd' wordt 'Hij vergiste zich in de tijd'.