Voorbeeld: Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen).
Een goed argument is juist. Dat wil zeggen: het is waar wat je zegt. Een goed argument is daarnaast geldig: het gaat over het onderwerp van het meningsverschil en niet over iets anders.
Met een argument onderbouw je een standpunt (stelling of mening). Je vertelt waarom je iets vindt, waarom je het standpunt verdedigt, waarom je deze mening hebt. Met goede argumenten kun je anderen overtuigen om jouw visie te delen.
Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: 'de stoelen zijn er erg prettig' en 'op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek'. Soms herken je argumenten aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.
Reden, verklaring, argument
Signaalwoorden: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van, immers, om die reden.
Om aan je lezer of toehoorder duidelijk te maken dat je een standpunt of argument geeft, kun je gebruik maken van zogenaamde indicatoren. Dit zijn woorden of stukjes zin waarmee je een uiting benoemt (standpunt) of een verband aangeeft tussen twee uitingen (argument).
Een mening is wat iemand vindt van iets. Met een mening kun je het eens zijn of oneens. Een mening kun je onderbouwen met argumenten. Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt.
doet ter zake en ondersteunt je standpunt op een constructieve manier; weerlegt mogelijke tegenargumenten; is belangrijk en dwingend zodat de tegenpartij het niet zomaar naast zich kan neerleggen.
Argumentatieschema opstellen
Kijk goed naar de signaalwoorden die horen bij het standpunt. Ga vervolgens op zoek naar de argumenten. Kijk goed naar de signaalwoorden die horen bij het argument. Kijk daarna of de argumenten die je hebt gevonden met elkaar in verband staan en probeer zo het juiste schema te maken.
Indien iemand bijvoorbeeld een argument geeft tegen de doodstraf dan geeft de persoon - zo zeggen we dan - de reden waarom hij of zij tegen de doodstraf is. Toch zijn de begrippen niet altijd gelijk aan elkaar. Kort samengevat: ieder argument is een reden maar niet iedere reden die gegeven wordt, is een argument.
argument, bekrachtiging, bewijsgrond, bewijslast, bewijsmateriaal, bewijsstuk, blijk, getuigenis, proef, proeve, staving, teken. reden (zn) : aanleiding, argument, beweeggrond, beweegreden, drijfveer, grond, motief, motivatie, motivering, oorzaak, verklaring.
Proeven met dieren voor onderzoek moet verboden worden. Ouders moeten verplicht één dag in de week voor hun kinderen zorgen. Roddelbladen moeten verboden worden. De regering moet roken verbieden.
Hier leggen we je uit wat een drogreden is! Een drogreden is een foutief argument. Vaak lijken drogredenen aannemelijk, maar dat zijn ze niet. Een drogreden kan een fout argument zijn omdat een argumentatieschema niet goed gebruikt wordt of doordat er een discussieregel wordt overtreden.
We onderscheiden twee soorten argumenten: de feitelijke en de waarderende. Feitelijke argumenten zijn uitspraken waarvan de schrijver/spreker weet of denkt dat ze waar zijn. Ze zijn controleerbaar. Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
Een mening is wat je van iets vindt. Met een mening kun je het eens zijn of oneens. Met een argument geef je aan waarom je iets vindt. Argumenten herken je aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers.
Hoe leer je signaalwoorden? Het eerste wat ik je kan vertellen is dat het stampen, stampen, stampen en herhalen, herhalen, herhalen is. Wat ik vaak doe is dat ik de woordenlijst erbij pak en de woorden een keer overschrijf op papier. Dit zorgt ervoor dat de woorden al in mijn hoofd komen.
Een argument gebruik je om een reden waarom je iets doet of niet doet te onderbouwen. Je kunt met argumenten beslissen of je iets doet of niet doet. Je kunt met argumenten ook beslissen of je iets vindt of niet vindt. Vaak zijn er argumenten voor en argumenten tegen om iets te doen of te vinden.
Een argumentatieschema geeft het verband aan tussen een standpunt en een argument.
Er zijn vier hoofdvormen die aangeven hoe een argument (de argumenten zie je hieronder in de rode vlakken) een standpunt (in zwart) kan ondersteunen.
Je noemt de argumenten die je gaat gebruiken om jouw standpunt te onderbouwen. Gebruik hier hooguit vier argumenten die je met een woord of korte zin noemt. Verder vertel je natuurlijk ook of je tegenargumenten gaat behandelen.
Bij een debat zijn er voor- en tegenstanders van een stelling. Voorstanders zoeken argumenten die de stelling bewijzen. De tegenstanders zoeken juist argumenten tegen de stelling. Argumenten vind je door je te verdiepen in het onderwerp.