Sparren: weer een ander woord voor overleggen.
Een synoniem of evenwoord van een bepaald woord in een taal is een ander woord in dezelfde taal met min of meer dezelfde betekenis. Dit verschijnsel wordt synonymie genoemd.
Op welke wijze het wordt gevraagd. Vraag van aanpak. Wijze die gevraagd wordt. Wijze vraag.
voor (vw) : aleer, alvorens, vooraleer, voordat. voor (vw) : om, omwille van.
Omschrijving. Twee woorden worden synoniemen genoemd als ze (ongeveer) dezelfde betekenis hebben. Voorbeelden: godsdienst – religie, ogenblik – moment, gebeuren – geschieden.
Synoniemen zijn woorden die dezelfde of een ongeveer gelijke betekenis hebben, bijvoorbeeld bevolking en populatie, huis en woning, weer en opnieuw. Synoniemen zijn nuttig omdat ze voor afwisseling en stilistische verfraaiing van een tekst zorgen, maar ze kunnen ook tot verwarring en stijlbreuken leiden.
Woorden noemen we synoniem als ze (ongeveer) hetzelfde betekenen. Een synoniem noemen we ook wel evenwoord.
daarom, derhalve, dientengevolge, dienvolgens, dus, ergo, gevolglijk, zodoende. ergo (bw) : alzo, bijgevolg, derhalve, dus, gevolglijk.
Synoniem zijn met en synoniem zijn aan ('hetzelfde betekenen, hetzelfde zijn') zijn juist. Synoniem zijn met en synoniem zijn aan ('hetzelfde betekenen/zijn') zijn allebei juist. Het lijkt erop dat synoniem zijn met iets gebruikelijker is. De nadruk ligt iets meer op het feit dat de overeenkomst honderd procent is.
Een cursief, schuine letter, of (zeldzaam) italiek is een letter die enigszins naar rechts helt en waarvan de vorm soms het handgeschreven schrift benadert. Voor drukwerk wordt meestal de term schuingedrukt gebruikt.
Een synoniem is een ander woord dat hetzelfde betekent. Bijvoorbeeld: proper en schoon. Het tegenovergestelde van een synoniem heet een antoniem, bijvoorbeeld schoon en vies of lief en stout.
wat zeg je (bw): als , hoe , hoe nu , op welke manier , op welke wijze , waarom , wat.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een 'zelfstandigheid' aanduiden. Dat kunnen concrete zaken zijn, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, brug, hout).
Twee woorden zijn elkaars antoniem als ze een tegengestelde betekenis hebben. Het woord is afgeleid uit het Grieks: anti ("tegen"), onoma ("naam, benoeming"). Beide woorden vormen een antoniemenpaar.
De context is de totale omgeving waarin iets zijn betekenis krijgt. Hierbij kan zowel letterlijk "tekst" worden bedoeld als een situatie of betrokken personen. De context is de achtergrond of referentie van een uitdrukking, idee of gebeurtenis waaraan het zijn betekenis ontleent.
Aldus is een vrij formeel bijwoord. Het is aan te bevelen neutralere formuleringen te gebruiken met bijvoorbeeld zo, op die manier, op die wijze.
alleen (bw) : afzonderlijk, allenig, eendelijk, enig, eniglijk, enkel, solo. alleen (vw) : slechts, uitsluitend.
echter: maar, doch, toch, evenwel, nochtans, niettemin, desniettemin, desalniettemin, desondanks, alevel, intussen, ondertussen.
Homonieme woorden worden als afzonderlijke woorden in de woordenboeken opgenomen. Een woord is polyseem als het meer dan één betekenis heeft, maar de verschillende betekenissen wel met elkaar verband houden.
Een tautologie bestaat uit twee of meer woorden (meestal van dezelfde woordsoort) die hetzelfde betekenen (bijvoorbeeld: daarnaast ... ook en altijd en eeuwig). Een pleonasme is een uitdrukking waarin het ene woord iets benoemt wat ook al in het andere woord besloten ligt (bijvoorbeeld: oude bejaarde en nat water).
Het verschijnsel dat woorden niet bestaan in een taal wordt ook wel 'lexicaal gat' of 'leemte in de taal' genoemd. Denk maar aan het Duitse 'fingerspitzengefühl' wat inmiddels geïntegreerd is in onze taal, maar waar we geen vertaling voor hebben.
Een tautologie is een woordcombinatie waarin een begrip twee keer of meer wordt genoemd. Ze bestaat doorgaans uit twee of meer woorden van dezelfde woordsoort, vaak met en of of(te) ertussen. Voorbeelden zijn eenzaam en alleen, pracht en praal en niettemin toch.
Voorbeelden van palindromische woorden zijn: kok, lepel, level, negen, meetsysteem en parterretrap.
Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben. Bijvoorbeeld bank (om op te zitten) en bank (als geldinstelling). Andere voorbeelden van homoniemen zijn slot ('sluiting', 'kasteel') en dom ('onbenullig' en 'kathedraal').