Bijvoeglijke naamwoorden geven een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van adjectieven zijn: mooi, interessant, rood.
Een bijvoeglijk naamwoord in het Engels is een woord dat iets zegt over een ander woord. In het engels noem je een bijvoeglijk naamwoord een adjective. Bijvoorbeeld: 'The tasty cake was baked by my lovely aunt'. In deze zin zijn 'tasty' en 'lovely' bijvoeglijk naamwoorden.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In 'de rode auto' is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in 'De auto is rood.
Voorbeelden van adjectieven: Groen, geel, appelblauwzeegroen, ... (kortom, alle kleuren zijn adjectieven); Groot, klein, warm, koud, ....
Bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
Een bijwoord of adverbe kan iets zeggen over een ander bijwoord, een bijvoegelijk naamwoord of een werkwoord.Een adjectief gaat meer zeggen over een zelfstandig naamwoord.
Het wordt gebruikt om iets anders in de zin (vaak een zelfstandig naamwoord) nader te omschrijven. Het bijvoeglijk naamwoord (afkorting bn.) duidt dus meestal een eigenschap of hoedanigheid aan en vormt meestal één zinsdeel met datgene wat het nader omschrijft.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Beaucoup wordt gebruikt om een grote hoeveelheid te beschrijven en betekent 'veel'. Het fungeert als een bijwoord en kan gevolgd worden door een zelfstandig naamwoord als we beaucoup de gebruiken.
L'adjectif démonstratif: Ce, cette, cet ou ces
Dit is een presentatie over het aanwijzend voornaamwoord : dit/dat, die/deze met voorbeeldzinnen en theorie. De instructies zijn deels in het Frans en in het Engels.
Eigenschappen van een bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord kan vaak trappen van vergelijking vormen: mooi- mooier- mooist, lief- liever- liefst, lekker- lekkerder- lekkerst, goed- beter- best.
Net zoals het Nederlands heeft het Frans ook bijvoeglijke naamwoorden. In het Frans worden deze 'les adjectifs' genoemd.
Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) gebruiken we om iemand of iets te omschrijven. Met een bijwoord (adverb) kan dat ook.
Adverbs zeggen iets over het werkwoord of bijvoeglijk naamwoord waar ze bij staan.Adverbs gaan een bijkomende nadruk leggen of ze gaan de manier waarop iets gebeurd verduidelijken. Bijvoorbeeld: Peter had an extremely swollen face. 'Extremely' zegt dus iets over het bijvoeglijke naamwoord 'swollen'.
Een voorzetsel wordt niet verbogen (verandert niet van vorm). De meeste voorzetsels doelen op een plaats, zoals bij, door, in, uit, aan, achter, tegen, voor, onder. Minder gemakkelijk is dit te zien bij voorzetsels als zonder, met, van. Er zijn verschillende ezelsbruggetjes om voorzetsels te leren.
We schrijven dankzij in één woord als het om het voorzetsel gaat. Dankzij betekent 'door', 'met dank aan'. Dankzij jouw hulp heb ik deze moeilijke opdracht kunnen uitvoeren.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen. Voegwoorden verbinden gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin.
De volgende woordsoorten worden onderscheiden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
Met Latijnse klassen wordt een indeling van Latijnse substantieven (zelfstandige naamwoorden) en adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) bedoeld, die vooral bij het aanleren van Latijn op de middelbare school wordt gebruikt.
Wat is een bezittelijk voornaamwoord? Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord (adjectif) vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. In het Frans wordt die zin: Il est un grand chien. Een bijvoeglijk naamwoord verandert in het Frans mee met het zelfstandig naamwoord: Un joli garçon.
Voorbeelden van dit soort bijwoorden zijn: yesterday, next weekend, tomorrow, at school, at home etc. Deze bijwoorden maken duidelijk waar en wanneer iets plaatsvindt. In het Engels staat een bijwoord van tijd meestal aan het einde van de zin: I bought new trousers for my brother last week.